Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:48

Zaaknummer

14-009NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij deels niet-ontvankelijk wegens ontbreken eigen belang en deels kennelijk ongegrond. Vrijheid van handelen.

Uitspraak

Beslissing van 20 februari 2014

in de zaak 14-009NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te 

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 20 januari 2014 met kenmerk td/md/13-263, door de raad ontvangen op 21 januari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is op 28 februari 2011 een procedure gestart tot onderbewindstelling van het vermogen van alsmede tot instelling van mentorschap over zijn vader, waarbij klager heeft verzocht zelf zowel tot bewindvoerder als tot mentor te worden benoemd.

1.3 Verweerster heeft vader en vier andere kinderen bijgestaan in hiervoor bedoelde procedure.

1.4 Bij beschikking van 20 april 2011 heeft de kantonrechter het vermogen van de vader van klager onder bewind gesteld met benoeming van een broer van klager als bewindvoerder en is het verzoek tot het instellen van mentorschap afgewezen..

1.5 Klager heeft hoger beroep ingesteld van de hiervoor bedoelde beschikking. Het gerechtshof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) door haar handelwijze de belangen van de vader van klager zowel materieel als immaterieel heeft geschaad.

b) in de door klager aangespannen procedure beroepsmatig laakbaar en onethisch heeft opgetreden.

3 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

3.1 De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Klager is als zoon weliswaar betrokken bij het lot van zijn vader en wilde graag zelf tot bewindvoerder en mentor van zijn vader worden benoemd, maar dat geeft hem (nu hij dat niet is geworden) nog niet het recht over het handelen van verweerster te klagen. Dit recht is voorbehouden aan de vader van klager, te meer nu het verzoek tot het instellen van mentorschap is afgewezen en zijn vader geacht wordt zelf in staat te zijn om een klacht in te dienen als hij dat nodig vond.

3.2 Gelet op het voorgaande dient dit klachtonderdeel als kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen.

Ad klachtonderdeel b)

3.3 De advocaat komt een grote vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. De voorzitter zal dit klachtonderdeel beoordelen aan de hand van deze maatstaf.

3.4 Klager verwijt verweerster dat zij zich als raadsvrouwe van de vader van klager alsmede van diens broers en zuster laakbaar en onethisch heeft opgesteld. Klager illustreert dit aan de hand van een aantal voorbeelden. Zo verwijt klager verweerster dat zij het risico heeft genomen dat haar optreden zowel namens vader als de vier andere kinderen tot belangenverstrengeling zou kunnen leiden, vanwege eerdere (notariële) bemoeienissen van het kantoor van verweerster. Verder heeft verweerster ter zitting de kantonrechter een volmacht overhandigd die reeds langere tijd bestond, maar nooit eerder is voorgelegd aan klager, waardoor klager twijfelt aan de echtheid ervan. Verweerster zou voorts gebruik hebben gemaakt van haar positie als raadsvrouw en vertrouwenspersoon van een hoogbejaarde en mentaal kwetsbare man door hem te laten geloven dat hij haar rechtsbijstand nodig had in de door klager aangespannen zaak. Ten slotte verwijt klager verweerster dat zij zijn vader in de overtuiging heeft gebracht dat hij geen contact met klager kon hebben.

3.5 Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zo heeft zij zich inderdaad gerealiseerd dat het risico van belangenverstrengeling bestond, reden waarom zij op meerdere momenten heeft geverifieerd of het standpunt van de vader van klager nog steeds overeenkwam met dat van de broers en zuster van klager. Zo waren de vader en de overige kinderen het ermee eens dat zoon/broer Ronald tot bewindvoerder werd aangesteld. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster aldus juist gehandeld. Ten aanzien van de volmacht heeft verweerster terecht gesteld dat het enkele feit dat deze eerst ter gelegenheid van de zitting bij de kantonrechter is overgelegd, geen tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Met verweerster is de voorzitter voorts van oordeel dat het verwijt dat verweerster gebruik zou hebben gemaakt van de kwetsbaarheid van de vader van klager  onvoldoende is onderbouwd, terwijl daarvan ook overigens niet is gebleken. Ten slotte heeft verweerster gesteld dat het onverwachte bezoek van klager aan zijn vader op 19 december 2012 haar cliënt zo had aangegrepen dat haar cliënt haar  heeft verzocht  klager te verzoeken c.q.  sommeren om niet meer met hem in contact te treden. Dat verweerster uit eigen beweging haar cliënt zou hebben overtuigd om geen contact meer met klager te hebben is niet gebleken en bovendien niet aannemelijk. Dat klager uiteindelijk niet heeft bereikt wat hij wilde betekent nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het voorgaande valt niet af te leiden dat verweerster de belangen van klager nodeloos dan wel op ontoelaatbare wijze heeft geschaad, integendeel. Zij heeft zoals een advocaat betaamt de belangen van haar cliënte behartigd.

3.6 Dit  klachtonderdeel  is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- klager in klachtonderdeel a) kennelijk niet-ontvankelijk;

- klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 20 februari 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.