Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-11-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:285
Zaaknummer
R. 4638/14.223
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klagers correspondentie niet, althans niet tijdig te beantwoorden. Dat geldt ook in de situatie dat verweerster zich niet aan een door klager gestelde termijn om te reageren zou hebben gehouden. Een dergelijk handelen valt immers binnen de vrijheid van verweerster als advocaat van de wederpartij. Hetzelfde geldt ten aanzien van het niet ingaan op voorstellen van klager. Er zijn geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd, die tot dat oordeel kunnen leiden.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 13 oktober 2014 met kenmerk K177 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 14 oktober 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerster heeft de belangen van klagers voormalige echtgenote behartigd in een geschil met klager over de verevening van het ouderdomspensioen.
1.3 Verweerster heeft namens haar cliënte een procedure tegen klager aanhangig gemaakt. Tijdens een comparitie van partijen hebben partijen overeenstemming bereikt.
1.4 Bij brief van 17 juni 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster, dat zij:
a) klagers correspondentie niet heeft beantwoord, althans een door haar gedane toezegging betreffende de termijn waarbinnen zij klager zou berichten niet gestand heeft gedaan;
b) ten onrechte niet heeft gereageerd op klagers redelijke voorstellen om de zaak met zijn voormalige echtgenote in der minne te schikken, hetgeen bij klager en zijn huidige echtgenote tot gezondheidsproblemen en vermijdbare kosten heeft geleid;
c) zich schuldig heeft gemaakt aan een poging het pensioenfonds te bewegen in strijd te handelen met de Wet bescherming persoonsgegevens;
d) in een processtuk (conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie) bij herhaling onjuistheden heeft gesteld. Klager heeft in een brief van 17 juni 2014 12 zinsneden uit voormelde conclusie van verweerster vermeld, en met bijlagen toegelicht dat die zinsneden volgens klager onjuist zijn.
3 BEOORDELING
Algemeen
3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt behartigt aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b
Niet kan worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klagers correspondentie niet, althans niet tijdig te beantwoorden. Dat geldt ook in de situatie dat verweerster zich niet aan een door klager gestelde termijn om te reageren zou hebben gehouden. Een dergelijk handelen valt immers binnen bovenomschreven vrijheid van verweerster als advocaat van de wederpartij. Hetzelfde geldt ten aanzien van het niet ingaan op voorstellen van klager. Er zijn geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd, die tot dat oordeel kunnen leiden.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
3.2 Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij zich bij brief van 23 juli 2013 heeft gewend tot het pensioenfonds van klager met het verzoek haar, in haar hoedanigheid van advocaat van haar cliënte, stukken toe te zenden betreffende het door klager opgebouwde ouderdomspensioen tot 14 september 1989. Verweerster heeft met de inhoud van die brief gehandeld binnen de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij heeft.
Ten aanzien van klachtonderdeel d
3.3 Zelfs indien de stellingen van verweerster onjuist zouden zijn, betekent dit nog niet dat verweerster daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager heeft geen feiten om omstandigheden gesteld, waaruit blijkt dat verweerster bij de formulering van de door klager vermelde stellingen in de conclusie van antwoord in reconventie wist of behoorde te weten dat die onjuist waren. Daarbij is van belang dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster van de door klager ter onderbouwing van dit klachtonderdeel overgelegde stukken op de hoogte was.
3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 13 november 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 november 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.