Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:81

Zaaknummer

R. 4355/13.262

Inhoudsindicatie

Uit gedragsregel 27 volgt dat in het onderhavige geval voor verweerder zonder meer de verplichting bestond om zijn declaratie ter begroting in te dienen en het door klager betaalde voorschot te deponeren bij de deken. Het nalaten daarvan is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht in zoverre gerond. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken kan de raad niet vaststellen of door verweerder een excessief uurtarief in rekening is gebracht. Klacht in zoverre ongegrond. Opgelegde maatregel: schorsing voor de duur van twee weken. Daarbij is het tuchtrechtelijk verleden van verweerder in aanmerking genomen

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 7 oktober 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K345 2013 bm/sh, door de raad ontvangen op 8 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 6 januari 2014 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder. Verweerder werd bijgestaan door mr. B. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft in 2011 de heer S. bijgestaan in verband met het aanvechten van het testament dat door zijn vader was opgemaakt de dag voordat hij overleed.

2.3 De heer S. heeft naar aanleiding van de rechtsbijstand door verweerder op 29 februari 2012 een klacht ingediend bij de deken.

2.4 De klacht van de heer S. bestond uit meerdere onderdelen, waaronder de hoogte van het voorschot dat de heer S. aan verweerder moest voldoen alsmede de weigering van verweerder om een specificatie van de gedeclareerde werkzaamheden toe te zenden.

2.5 Op 3 maart 2013 zond verweerder aan de heer S. een eindafrekening met het bericht dat de heer S. hem nog een bedrag van € 8.000,- verschuldigd was.

2.6 De klacht van de heer S. is op 4 maart 2013 door de Raad van Discipline behandeld.

2.7 De raad heeft bij beslissing d.d. 6 mei 2013 het in rekening gebrachte voorschot niet buitensporig hoog geacht en de klacht in zoverre ongegrond verklaard. Het klachtonderdeel inzake het niet verstrekken van een urenspecificatie is wel gegrond verklaard.

2.8 Bij de beoordeling van de klacht heeft de raad met de laatste factuur, verzonden op 3 maart 2013, geen rekening kunnen houden omdat de specificatie eerst geruime tijd na indiening van de klacht aan de heer S. is verstrekt  en daarvan geen stukken in het geding waren gebracht.

2.9 Naar aanleiding van de hem toegezonden urenspecificatie heeft de heer S. verweerder verzocht zijn declaratie ter begroting in te dienen.

2.10 Aangezien een reactie van verweerder uitbleef, heeft de heer S. zich op

11 juni 2013 tot de deken gewend en gevraagd of de declaratie ter begroting was ingediend. Nu dat nog niet was gebeurd heeft klager verweerder meerdere malen verzocht zijn declaratie ter begroting voor te leggen. Verweerder heeft dat geweigerd.

2.11 Bij brief met bijlagen van 7 oktober 2013 heeft klager zich bij de Raad van Discipline over de handelwijze van verweerder beklaagd.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. hij niet overgaat tot indiening van zijn declaratie ter begroting ondanks een daartoe strekkend verzoek van zijn voormalig cliënt en de deken;

b. hij onduidelijkheid heeft laten bestaan over de (redelijkheid van de) door hem verzonden declaraties, terwijl een bedrag van € 8.000,00 zowel in absolute als in relatieve zin in relatie tot de beschreven diensten zeer hoog is.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan. Onder meer heeft verweerder gesteld dat een door de cliënt betaald voorschot niet de cliënt toebehoort, maar de advocaat. Verweerder stelt dat in geval van betwisting, de cliënt en niet de advocaat het betwiste bedrag bij de deken moet deponeren.

 

5 BEOORDELING

 Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Dit klachtonderdeel ziet op de weigering van verweerder om te voldoen aan de verzoeken van zijn cliënt en de deken om zijn declaratie ter begroting in te dienen. De deken bedoelt blijkens zijn toelichting hiermee tevens te klagen over de weigering van verweerder om het betaalde voorschotbedrag te deponeren bij de deken. De raad acht dit klachtonderdeel gegrond.

5.2 Gedragsregel 27 verplicht de advocaat om wanneer de cliënt tegen de ingediende declaratie bezwaar maakt, hem te wijzen op ter zake bestaande regelingen. Lid 2 van deze gedragsregel bepaalt dat wanneer de cliënt op grond van de gehele of gedeeltelijke betwisting van de declaratie bezwaar maakt tegen de verrekening daarvan met hem toekomende gelden, die gelden tot het beloop van het betwiste bedrag bij de deken worden gedeponeerd. Lid 3 van dezelfde gedragsregel bepaalt vervolgens dat wanneer de cliënt een declaratie die is verrekend met door hem betaalde voorschotten, betwist in zodanige omvang dat er gehele of gedeeltelijke restitutie van die voorschotten wordt verlangd, de advocaat verplicht is op verlangen van cliënt de declaratie ter begroting in te dienen. Lid 2 van deze gedragsregel is in dat geval eveneens van toepassing.

Uit gedragsregel 27 volgt dus zonder meer dat in het onderhavige geval voor verweerder de verplichting bestond om zijn declaratie ter begroting in te dienen en het door de klager betaalde voorschot te deponeren bij de deken. Hij heeft dat tot op heden nagelaten en daarmee in strijd met de gedragsregels gehandeld. De raad acht dit handelen van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar.

 Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 Het tweede klachtonderdeel betreft de (redelijkheid van de) door verweerder verzonden declaraties.

5.4 De tuchtrechter is niet bevoegd om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden behandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of sprake is van excessief declareren.

5.5 Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat verweerder aan S. een voorschot in rekening heeft gebracht van € 4.500,00. In het dossier bevindt zich echter geen specificatie van de aan de zaak van de heer S. bestede tijd, zodat de raad niet kan beoordelen hoeveel tijd door verweerder aan de zaak van de heer S. is besteed en tegen welk uurtarief dat is geschied. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken kan de raad dan ook niet vaststellen dat sprake is van excessief declareren. Het is de raad uit hoofde van andere zaken evenwel bekend dat verweerder een uurtarief van € 450,00 of meer in rekening pleegt te brengen. Onder de gegeven omstandigheden is een dergelijk uurtarief excessief. Of dit tarief ook in deze zaak aan de heer S. in rekening is gebracht en of het in deze specifieke zaak als excessief moet worden aangemerkt, kan de raad niet beoordelen.

5.6 De raad acht het klachtonderdeel dan ook ongegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de

hierna te melden maatregel passend en geboden. Daarbij is tevens in aanmerking genomen het tuchtrechtelijke verleden van verweerder.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

-  verklaart klachtonderdeel a gegrond.

-  legt aan verweerder daarvoor een schorsing op voor de duur van twee weken.

- bepaalt dat deze schorsing ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen en dat de schorsing  niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl