Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:202

Zaaknummer

14-23

Inhoudsindicatie

Klaagster heeft aan verweerder opdracht gegeven haar juridische bijstand te verlenen vanwege het faillissement dat van klaagster was aangevraagd. Verweerder heeft dit op zich genomen vervolgens –door een agenderingsfout - verzuimd om bij die zitting aanwezig te zijn. Dat verzuim levert een fout op die hij niet had mogen maken. Verweerder heeft klaagster daarna niet willen bijstaan bij de behandeling van het verzet omdat klaagster de voorschotnota niet had voldaan. In het licht van het eerdere verzuim van verweerder waardoor klaagster bij de eerste zitting niet werd vertegenwoordigd, acht de raad het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder zijn optreden als advocaat bij de behandeling van het verzet afhankelijk heeft gesteld van de betaling van zijn voorschotnota.

Uitspraak

Beslissing van 12 mei 2014

in de zaak 14-23

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [    ]

adres

klaagster

tegen:

mr. X

advocaat te U.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 4 februari 2014 met kenmerk RvT 13-0304/LB/SD, door de raad ontvangen op 4 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 maart 2014 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken genoemd in de inventarislijst behorende bij de brief van deken van 3 februari 2014:

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster heeft verweerder gevraagd haar bijstand te verlenen naar aanleiding van een tegen haar ingediend verzoekschrift tot faillietverklaring. Klaagster kon vanwege een vakantie zelf niet bij de zitting aanwezig zijn. Verweerder is bij die behandeling niet (tijdig) komen opdagen omdat hij het tijdstip voor de behandeling verkeerd in zijn agenda had genoteerd.

2.3    Nadat het faillissement was uitgesproken, heeft verweerder hiertegen namens klaagster verzet aangetekend. Vervolgens is verweerder op de zitting waarop het verzetschrift zou worden behandeld niet verschenen, omdat klaagster zijn voorschotnota niet had betaald.

2.4    Klaagster heeft zelf het woord gevoerd op de zitting waarop het verzet werd behandeld. Voorafgaand aan die zitting heeft een zakenrelatie van klaagster een bedrag van € 20.000,- aan de schuldeisers betaald. Vervolgens is het vonnis waarbij zij failliet werd verklaard vernietigd.

2.5    Bij brief van 1 oktober 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.6    Op 3 november 2013 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder op het kantoor van mr. Van  Vleuten, het lid van de Raad van Toezicht dat met het onderzoek was belast. Die bespreking heeft niet tot een oplossing geleid. Klaagster heeft de deken gevraagd de klacht door de sturen naar de raad.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    niet te verschijnen bij de faillissementszitting;

b)    klaagster niet te willen bijstaan bij de behandeling van het door verweerder ingediende verzetschrift;

c)    facturen aan klaagster te zenden die zij ondanks haar beklag moest voldoen;

4    BEOORDELING

4.1    Een advocaat is voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt behartigt ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijk verwijt eerst aan de orde kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

De raad zal de klachtonderdelen met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.2    De klachtonderdelen a en b worden gezamenlijk behandeld.

Vast staat dat klaagster aan verweerder opdracht heeft gegeven haar de benodigde juridische bijstand te verlenen vanwege het faillissement dat van klaagster was aangevraagd. Verweerder heeft dit op zich genomen en de afspraak gemaakt dat hij klaagster tijdens de zitting zou vertegenwoordigen. Vervolgens heeft verweerder –door een agenderingsfout - verzuimd om bij die zitting aanwezig te zijn. Verweerder heeft dit verzuim erkend. Dat verzuim levert een fout op die hij niet had mogen maken, terwijl de belangen van klaagster daardoor zijn geschaad.

4.3    Verweerder heeft klaagster daarna niet willen bijstaan bij de behandeling van het verzet omdat klaagster de voorschotnota niet had voldaan. Uit het gespreksverslag dat door mr. Van Vleuten namens de raad van toezicht is opgesteld, begrijpt de raad dat klaagster op voorhand bezwaar heeft gemaakt tegen de voorwaarde.

In het licht van het eerdere verzuim van verweerder waardoor klaagster bij de eerste zitting niet werd vertegenwoordigd, acht de raad het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder zijn optreden als advocaat bij de behandeling van het verzet afhankelijk heeft gesteld van de betaling van zijn voorschotnota. In zoverre is klachtonderdeel b, evenals klachtonderdeel a, dan ook gegrond.

4.4    Dat verweerder verder nog tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld, is de raad niet gebleken. Met name in het feit dat verweerder facturen zond voor de werkzaamheden die hij verrichtte en die niet direct verband houden met het hiervoor besproken verzuim, kan de raad geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zien.

5    MAATREGEL

Op grond van alle omstandigheden acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline oordeelt:

- klachtonderdelen a en b, voor zover hierboven overwogen, gegrond

- klachtonderdeel c ongegrond

Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs G.R.M. van den Assum, J.H. Brouwer, P.J.F.M. de Kerf en F.A.M. Knüppe, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.