Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:65

Zaaknummer

11-20

Inhoudsindicatie

Klachten over de wijze waarop verweerder zaken inhoudelijk heeft behandeld zijn ongegrond. De inhoudelijke klachten van klaagster zijn gemotiveerd weerlegd door verweerder. Dat klaagster verplicht is tot het betalen van een eigen bijdrage in toevoegingszaken is niet klachtwaardig.

Uitspraak

Beslissing van 10 maart 2014

in de zaak 11-20

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    De raad heeft op 20 juni 2011 een tussenbeslissing gewezen, naar aanleiding van de initiële brief van de deken in het (voormalig) arrondissement Zutphen van 2 februari 2011 die werd gevolgd door mondelinge behandeling van de klacht op 23 mei 2011. Op deze mondelinge behandeling zijn klaagster, bijgestaan door een tolk, en verweerder verschenen en van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. In de tussenbeslissing heeft de raad de zaak terugverwezen naar de deken voor nadere instructie. Bij brief aan de raad van 12 augustus 2013, door de raad ontvangen op 12 augustus 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht opnieuw ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is ten tweede male behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    De in 1.1 genoemde brief en van de stukken genummerd 1 t/m 20 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Een kantoorgenoot van verweerder, mr. B. heeft klaagster vanaf maart 2008 bijgestaan. Het betrof een zaak tot wijziging van de geslachtsnaam van haar kinderen. Klaagster, afkomstig uit de Oekraïne, en haar ex-man stonden in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente D[…] onder een valse naam ingeschreven. Zij verbleven illegaal in Nederland. Op enig moment konden zij gebruik maken van de zogenaamde ‘pardon’-regeling. Op verzoek van de ex-man van klaagster heeft de Rechtbank Assen de kinderen van klaagster de naam van hun vader gegeven. Klaagster was het hier niet mee eens en wilde in hoger beroep. Verweerder heeft de behandeling van de zaak vanaf mei 2008 overgenomen en adviseerde haar over de te nemen stappen, een en ander op basis van gefinancierde rechtsbijstand. Onder andere adviseerde hij klaagster in februari 2009 om het hoger beroep in te trekken, omdat het volgens hem geen zin had. Ondertussen was er namelijk een vonnis in de Oekraïne gewezen in dezelfde kwestie. Dit liet verweerder vertalen en na toezending van het vertaalde exploot aan klaagster heeft geen contact meer plaatsgehad tussen klaagster en verweerder.

2.3    De tweede kwestie waarin verweerder klaagster adviseerde, was rondom een omgangsregeling tussen haar kinderen en haar ex-man. Er is hierover geprocedeerd bij de rechtbank. In het verleden is sprake geweest van mishandeling van klaagster door haar ex-man. Feiten hierover liggen vast in een rapport van Vluchtelingenwerk Doetinchem. Dit rapport is niet overgelegd in de gerechtelijke procedure.

2.4    In november 2009 heeft klaagster zich tot een andere advocaat gewend. In december 2009 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder en op 23 maart 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en de deken om haar klachten duidelijk te formuleren.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij klaagster niet goed en adequaat heeft geadviseerd omtrent de naamproblematiek van de kinderen;

b)    hij klaagster ten onrechte heeft verwezen naar de rechter in K[…];

c)    hij ten onrechte het hoger beroep bij het Gerechtshof Leeuwarden heeft ingetrokken;

d)    hij ten onrechte geen naamswijzigingsprocedure heeft opgestart;

e)    hij ten onrechte een toevoeging heeft aangevraagd voor de verkeerde procedure en klaagster is geconfronteerd met een factuur;

f)    hij ten onrechte de rapportage van Vluchtelingenwerk niet aan de rechter heeft gezonden;

g)    hij ten onrechte een tussenbeschikking van de rechtbank niet aan klaagster heeft gezonden.

4    BEOORDELING

4.1    De klachtonderdelen a), b), c) en d) zijn klachten over de wijze waarop verweerder de zaken voor klaagster inhoudelijk heeft behandeld. Bij de beoordeling hiervan staat voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2    Uit het dossier blijkt dat verweerder klaagster steeds op de hoogte heeft gehouden over de wijze waarop hij te werk wilde gaan en over de redenen waarom hij bepaalde stappen wel of juist niet wilde nemen. Het is de raad niet gebleken dat verweerder hier op een wijze heeft geopereerd die de belangen van klaagster zouden hebben geschaad of die achteraf onjuist bleek te zijn. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd gereageerd op alle inhoudelijke klachten van klaagster en de raad moet gezien de voornoemde norm concluderen dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt past.

4.3    Klachtonderdeel e) betreft het aanvragen van een verkeerde toevoeging. Verweerder heeft ter zitting toegelicht voor welke zaken hij toevoegingen heeft aangevraagd. Hij heeft deze na beoordeling van de aanvragen door de Raad voor Rechtsbijstand ook verkregen. Hieruit blijkt reeds dat de aanvragen op terechte gronden zijn gedaan. Dat klaagster een eigen bijdrage heeft moeten betalen voor de toevoeging is niet klachtwaardig, zo zijn nu eenmaal de regels.

4.4    Verweerder heeft uiteengezet op welke wijze hij met klaagster heeft besproken dat de rapportage van Vluchtelingenwerk D[…] niet direct zou worden meegezonden naar de rechter. Er zou, ter voorkoming van escalatie, worden afgewacht wat er op de zitting zou worden verklaard en daarna zou er naar bevind van zaken worden gehandeld. Uiteindelijk bleek het overleggen van dit specifieke stuk niet nodig door uitlatingen van de ex-man van klaagster ter zitting, waardoor hetgeen klaagster wilde bewijzen met het rapport reeds als vaststaand kon worden beschouwd. Verweerder stelt dit met klaagster te hebben besproken en stelt dat zij het ermee eens was. Klaagster heeft dit verder niet betwist. Het niet overleggen van het rapport heeft overigens niet tot materiële consequenties voor klaagster geleid. De raad acht hier geen klachtwaardig handelen door verweerder aanwezig.  Klachtonderdeel f) is ongegrond.

4.5    Klachtonderdeel g) betreft het verwijt dat verweerder de tussenbeschikking van de rechtbank van 9 november 2009 niet aan klaagster heeft doorgezonden. Verweerder stelt dat het onwaarschijnlijk is dat dit processtuk niet aan klaagster is toegezonden. Wel wijst hij op een brief van 10 november 2009 aan klaagster, waarvan hij stelt dat de beschikking daar mogelijk bij is gevoegd. In de brief is echter geen verwijzing naar de beschikking opgenomen, waardoor dit niet waarschijnlijk is. Hoewel het op de weg van verweerder ligt zorg te dragen voor adequate administratie, acht de raad dit niet zo ernstig dat daaraan een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gekoppeld. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klachtonderdelen (a tot en met g) ongegrond

Aldus gewezen door mr. mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. E. Bige, P.J.F.M. de Kerf, C.W.J. Okkerse, L.A.M.J. Pütz, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.