Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:202

Zaaknummer

R.4396/13.303

Inhoudsindicatie

Klachten over bijstand van verweerster in een letselschadezaak. Verweerster heeft op verzoek van de behandelend (voormalig) advocaat van klager als advocaat geacteerd in een zaak betreffende een voorlopig getuigenverhoor en in een zaak betreffende voorlopig deskundigenbericht. De behandeling van de zaak jegens de verzekeraar van de wederpartij is in handen van de voormalig advocaat gebleven. Het uitgangspunt van de klacht dat verweerster de behandeling van de letselschadezaak als zodanig heeft overgenomen is niet komen vast te staan.

Inhoudsindicatie

Klacht deels niet-ontvankelijk omdat hij betrekking heeft op beweerdelijk nalaten van verweerster in de jaren 2005 – 2008, deels ongegrond. Verzoek ex-artikel 48, lid 7 afgewezen.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 21 november 2013, door de raad ontvangen op 22 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij brief van 17 juni 2014 heeft verweerster stukken in het geding gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 juli 2014 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is slachtoffer van een verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden op 1 april 2002.

2.3 Klager heeft een vordering uit hoofde van letselschade bij de verzekeraar van de wederpartij van klager ingediend.

2.4 In de behandeling van de letselschadezaak van klager is klager aanvankelijk bijgestaan door mr. A, advocaat te Den Haag. Deze is in de loop van 2005 uitgeschreven als advocaat. De contacten tussen klager en mr. A in de behandeling van de letselschadezaak zijn echter nadien voortgezet tot omstreeks januari 2011.

2.5 In de tweede helft van 2005 is verweerster in een door mr. A aangespannen procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, als advocaat van klager bij de mondelinge behandeling van het verzoek aanwezig geweest. Bij die mondelinge behandeling waren ook klager en mr. A aanwezig.

2.6 Verweerster is als advocaat van klager vermeld in het proces-verbaal van voormelde zitting inzake het voorlopig getuigenverhoor, door de Rechtbank Rotterdam gehouden op 16 februari 2006. Het getuigenverhoor werd gehouden naar aanleiding van een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 27 juli 2005.

2.7 Verweerster heeft, op basis van een door mr. A opgesteld concept, namens klager op 25 september 2008 bij de Rechtbank Rotterdam een verzoekschrift ingediend, strekkende tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht.

2.8 Verweerster is verschenen tijdens de behandeling van laatstvermeld verzoek door de rechtbank op 25 november 2008, bij welke gelegenheid verweerster een pleitmemo heeft overgelegd.

2.9 Verweerster heeft, in overleg met mr. A, gecorrespondeerd met de door de rechtbank in het kader van het voorlopig deskundigenbericht benoemde deskundige, onder meer bij brief van 23 juni 2010, bij welke brief verweerster de opmerkingen van klager bij een conceptrapportage van de deskundige (arts) heeft toegezonden.

2.10 Bij brief van 17 januari 2011 heeft de huidige gemachtigde van klager aan verweerster meegedeeld dat klager hem had verzocht diens schadeverhaal in verband met het ongeval van 1 april 2002 ter hand te nemen en verzocht de gemachtigde om zo spoedig mogelijk het volledige dossier te krijgen.

2.11 Bij brief van 31 januari 2011 heeft verweerster aan de gemachtigde van klager het dossier toegezonden, voorzien van een opgaaf van de stand van zaken.

2.12 Bij brief van 16 februari 2011 heeft verweerster aan de Rechtbank Rotterdam meegedeeld dat de behandeling van het verzoek terzake van het deskundigenbericht op verzoek van klager was overgedragen aan de huidige gemachtigde van klager.

2.13 Bij brief van 21 februari 2011 heeft de gemachtigde van klager verweerster aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van de wijze waarop verweerster de belangen van klager heeft behartigd. De gemachtigde verzocht verweerster haar aansprakelijkheidsverzekeraar in te schakelen.

2.14 Bij brief van 4 oktober 2011 heeft (de gemachtigde van) klager zich over het handelen van verweerster bij de deken beklaagd.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a. geen duidelijke afspraken heeft gemaakt met klager over haar dienstverlening;

b. geen honorariumafspraken met klager heeft gemaakt;

c. klager niet heeft gewezen op de risico’s van de procedure;

d. onjuiste c.q. onduidelijke informatie heeft verstrekt over de consequenties van haar dienstverlening;

e. onvoldoende heeft ondernomen om een mogelijke aanstaande verjaring te stuiten; waardoor de vordering is verjaard;

f. geen medische deskundige heeft ingeschakeld bij de deskundigenberichten;

g. geen aanvullende vragen heeft gesteld aan de medisch deskundigen en stelselmatig niet heeft gereageerd op verzoeken van de deskundigen om reactie op hun conceptrapportages;

h. weigert het volledige dossier over te dragen aan de opvolgend advocaat, ondanks verzoeken daartoe;

i. niet wil erkennen dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst met klager, althans dat zij fouten heeft gemaakt;

j. weigert haar aansprakelijkheidsverzekeraar in te schakelen.

3.3 In de loop van de klachtprocedure heeft klager klachtonderdeel e ingetrokken.

3.4 Klager heeft de raad verzocht op grond van artikel 48 lid 7 Advocatenwet uit te spreken dat verweerster jegens hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad vindt aanleiding de (overblijvende) klachtonderdelen gezamenlijk te beoordelen.

5.2 Klager heeft aan de klacht in al zijn onderdelen de stelling ten grondslag gelegd dat verweerster destijds de behandeling van de letselschadezaak tegen de schadeverzekeraar heeft overgenomen van mr. A. Klager heeft daartoe verwezen naar het optreden van verweerster in de door mr. A aanvankelijk als advocaat geïnitieerde procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, op de door verweerster met de rechtbank gevoerde correspondentie en op het optreden van verweerster in de procedure betreffende het voorlopig deskundigenbericht.

5.3 Verweerster heeft weersproken dat zij de behandeling van de letselschadezaak (als zodanig) van mr. A heeft overgenomen. Zij heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Verweerster is door mr. A benaderd om tijdens de behandeling van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor aanwezig te zijn, daar mr. A toen was uitgeschreven als advocaat en het van belang was dat een advocaat ter zitting namens klager aanwezig zou zijn. Mr. A kon niet meer optreden als advocaat van klager. Mr. A heeft echter wel de behandeling van de letselschadezaak tegen de verzekeraar voortgezet. Verweerster heeft voor haar werkzaamheden in de zaak betreffende het voorlopig getuigenverhoor geen factuur gezonden en in de zaak betreffende het voorlopig deskundigenbericht enkel een factuur voor het griffierecht. Het optreden van verweerster houdt verband met het feit dat zij en mr. A over en weer voor elkaar plachten waar te nemen met gesloten beurzen. 

Het concept voor het verzoek inzake het voorlopig deskundigenbericht is door mr. A. geconcipieerd. Verweerster heeft het concept, alvorens zij het indiende, enigszins gecorrigeerd. De correspondentie met de deskundigen is gevoerd op aangeven van mr. A. Deze had een medisch deskundige ingeschakeld.

Verweerster heeft nooit met de verzekeraar van klagers wederpartij gecorrespondeerd. Verweerster heeft het dossier aan de gemachtigde van klager, die als advocaat van klager optreedt, overhandigd. 

Verweerster heeft correspondentie aan de raad overgelegd, waaruit blijkt dat zij de aansprakelijkstelling aan haar aansprakelijkheidsverzekeraar heeft voorgelegd.

5.4 De raad is, gelet op het gevoerde verweer dat door klager niet, dan wel onvoldoende is weersproken, tot het oordeel gekomen dat niet is komen vast te staan dat verweerster de behandeling van de letselschadezaak als zodanig heeft overgenomen van mr. A. In overeenstemming hiermee acht de raad dat klager ter zitting heeft bevestigd dat hij, totdat hij zijn huidige gemachtigde heeft benaderd om zijn belangen verder als advocaat te behartigen, de contacten met mr. A over de letselschadezaak is blijven onderhouden en dat hij mr. A als zijn advocaat beschouwde. Dit aldus in weerwil van het optreden van verweerster in de twee besproken procedures. Ook heeft klager ter zitting bevestigd dat hij met mr. A de financiële kant van de zaken heeft afgewikkeld.

5.5 Het voorgaande brengt mee dat, voor zover de onderdelen van de klacht berusten op de stelling dat verweerster de behandeling van de letselschadezaak van mr. A heeft overgenomen, daaraan voldoende grondslag ontbreekt. Deze conclusie treft mede de klachtonderdelen f en g.

5.6 Daar komt bij dat de klachtonderdelen a, b, c en d betrekking hebben op (beweerdelijk) nalaten van verweerster in de jaren 2005 t/m 2008. Het tijdsverloop sedertdien tot aan het tijdstip van indiening van de klacht is zodanig lang dat klager niet-ontvankelijk is in deze klachtonderdelen. Vaste rechtspraak van de Raden van Discipline en het Hof van Discipline is immers dat, hoewel in het tuchtrecht (nog) geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht gelden, het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht kan leiden tot niet-ontvankelijkheid. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel h overweegt de raad als volgt. Verweerster heeft aangevoerd dat zij de dossiers betreffende het voorlopig getuigenverhoor en het voorlopig deskundigenbericht aan de gemachtigde van klager heeft overgedragen. Zij heeft daartoe verwezen naar de correspondentie van 16 en 28 februari en 14 maart 2011.

5.8 Op basis van de tegenstrijdige stellingen daaromtrent kan de raad niet vaststellen dat verweerster geweigerd heeft het dossier van klager of een onderdeel daarvan over te dragen aan de gemachtigde van klager. Klachtonderdeel h is hierom ongegrond.

5.9 Klachtonderdeel i is terug te voeren op de stelling dat verweerster met klager is overeengekomen dat zij de letselschadezaak verder voor klager zou behandelen. Op grond van hetgeen hiervoor daaromtrent is overwogen, is dit klachtonderdeel ongegrond.

5.10 Ten aanzien van klachtonderdeel j overweegt de raad dat uit het dossier blijkt dat verweerster, zij het na tussenkomst van de deken, haar aansprakelijkheidsverzekeraar heeft ingeschakeld. De raad ziet aldus geen aanleiding voor gegrondverklaring van dit klachtonderdeel.

5.11 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat klager in de klachtonderdelen a, b, c en d niet-ontvankelijk is en dat de overige onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

5.12 Gelet op de vermelde conclusie is er geen aanleiding om, zoals klager heeft verzocht, ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet uit te spreken dat verweerster jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klager in klachtonderdelen a, b, c en d niet-ontvankelijk;

- verstaat dat klachtonderdeel e is ingetrokken;

- verklaart overige klachtonderdelen ongegrond;

- wijst af het verzoek ex artikel 48, lid 7 Advocatenwet.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 september 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl