Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:230

Zaaknummer

ZWB 369 - 2013

Inhoudsindicatie

Omdat advocaat weliswaar had aangekondigd niet langer op basis van de verleende toevoeging te zullen werken en werkzaamheden in rekening te zullen brengen, maar hij dit toch uiteindelijk niet heeft uitgevoerd, is dit onderdeel van de klacht feitelijk ongegrond.  Indien een advocaat van mening is dat een toevoeging wegens onjuiste dan wel onvolledige gegevens dient te worden gewijzigd, ingetrokken dan wel beëindigd dient deze zich op grond van artikel 33 lid 1 sub 1 Wet op de Rechtsbijstand met verzoek tot wijziging, intrekking of beëindiging te wenden tot de Raad voor Rechtsbijstand, met kennisgeving hiervan aan klager. Het staat een advocaat, zolang een verleende toevoeging van kracht is,  niet vrij zijn werkzaamheden op te schorten.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond, enkele waarschuwing

Uitspraak

 

Beslissing van 1 september 2014

in de zaak ZWB 369-2013

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                    

                      

     

     klager

 

 

                      tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 4 december 2013 met kenmerk K13-054, door de raad ontvangen op 5 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 juni 2014 in aanwezigheid van verweerder . Klager heeft de raad per e-mail dd. 4 mei 2014 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 4 december 2013, met bijlagen;

-     de e-mail dd. 4 mei 2014 van klager.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager was door de heer X op internet beschuldigd van onoorbare sekspraktijken. De heer X werd hierna vervolgd wegens smaad/laster.  Klager was naar Nederland gekomen om de strafzaak tegen de heer X bij te wonen. De zitting in de strafzaak vond plaats op 27 februari 2012. Klager had zich in deze procedure als benadeelde partij gevoegd. Tijdens de zitting bleek dat voorafgaand aan de zitting door het Openbaar Ministerie aan de heer X een transactievoorstel was gedaan van € 250,00. De betalingstermijn liep tot 28 oktober 2011. Uit navraag bij het CJIB bleek dat de betaling van de heer X op 27 oktober 2011 bij het CJIB was binnengekomen. De betaling was geweigerd in het systeem van het CJIB en daarom in eerste instantie niet juist geregistreerd. Het recht op vervolging door het Openbaar Ministerie was door de tijdige betaling van het transactievoorstel komen te vervallen. Het Openbaar Ministerie is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard. Klager heeft hierdoor schade geleden (reiskosten vanuit de Filippijnen)  en was bovendien genoodzaakt om een civiele procedure tegen de heer X te voeren. Klager heeft zich op 27 februari 2012 ter zake gewend tot verweerder. Door de Raad voor Rechtsbijstand werd een toevoeging verleend in de zaak tegen de heer X evenals in de zaak tegen het Openbaar Ministerie. In beide zaken werd een eigen bijdrage ad € 786,00 opgelegd. Klager heeft de eigen bijdrage in de zaak tegen de heer X op 28 mei 2012 voldaan.

2.2      Een kantoorgenoot van verweerder had klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft klager per e-mail dd. 22 november 2012 bericht dat zijn kantoorgenoot hem had verteld dat klager over een aanzienlijk vermogen beschikte. Verweerder stelde op grond van deze informatie niet bereid te zijn om in de zaak tegen de heer X uitgebreide procedures te voeren op basis van gefinancierde bijstand. Hij stelde voorts dat voor de tot dan toe verrichte werkzaamheden in elk geval de eigen bijdragen dienden te worden voldaan. Verweerder stelde voorts in de zaak tegen de heer X afspraken te willen maken over de verdere behandeling van de zaak op basis van een nader af te spreken uurtarief.

2.3      Verweerder heeft klager per e-mail dd. 27 november 2012 bericht dat de eigen bijdrage in de zaak tegen de heer X door klager wel was betaald, maar dat deze betaling op het kantoor van verweerder niet juist was geregistreerd. Verweerder berichtte dat de betaling alsnog op de zaak tegen de heer X zou worden geboekt. De zaak tegen het Openbaar Ministerie is door verweerder gesloten in verband met een door klager zelf getroffen regeling. Verweerder heeft in deze zaak een bedrag ad € 288,59 in rekening gebracht.

2.4      Verweerder heeft per email dd. 13 februari 2013 aan klager geschreven dat hij zijn beschuldigingen richting het kantoor van verweerder diende te stoppen. Per e-mail dd. 20 februari 2013 heeft verweerder aan klager bericht zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen. Hij stelde dat klager een andere advocaat kon benaderen en dat een mutatie van de toevoeging kon worden aangevraagd.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.               verweerder op enig moment weigerde om op basis van een toevoeging te werken, terwijl de toevoegingen waren verleend en de eigen bijdragen door klager waren voldaan;

2.               verweerder (nagenoeg) niets voor klager heeft gedaan; hij heeft de wederpartij niet eens aangeschreven; klager moest verweerder steeds –vergeefs- aansporen om activiteiten te ontwikkelen;

3.               verweerder wel enige activiteiten heeft ontwikkeld inzake een claim tegen het OM, terwijl klager hem daarvoor geen opdracht had gegeven. Verweerder heeft in deze zaak ten onrechte werkzaamheden in rekening gebracht.

4.               verweerder op enig moment de relatie wegens gebrek aan vertrouwen heeft opgezegd; terwijl klager vanuit de Filippijnen geen andere advocaat kan inschakelen.

 

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft op 27 februari 2012 twee zaken van klager in behandeling genomen. Een zaak tegen het Openbaar Ministerie en een zaak tegen de heer X ,  beide op basis van een toevoeging. Verweerder heeft op 28 februari 2012 in beide zaken een toevoeging aangevraagd en op 1 maart 2012 twee opdrachtbevestigingen aan klager toegezonden. In november 2011 had verweerder de zaken tegen de vereniging van eigenaren van villapark Y en de ex-echtgenote van klager al in behandeling genomen.

4.2      In het geschil met het Openbaar Ministerie bleek pas later dat klager zelf doende was om met het Openbaar Ministerie een regeling te treffen. Dit dossier is gesloten op 4 december 2012. Aan klager is een bedrag ad € 288,59 in rekening gebracht. Dit bedrag was lager dan de aan klager in die zaak opgelegde eigen bijdrage.

4.3      In de zaak tegen de heer X  heeft klager eveneens werkzaamheden voor klager verricht. Het is juist dat de eigen bijdrage die door klager op 28 mei 2012 in deze zaak was betaald in eerste instantie administratief onjuist was verwerkt. Verweerder heeft op 4 december 2012 aan klager bericht dat er een administratieve fout was gemaakt, waarna de fout is hersteld.

4.4      Verweerder heeft in de zaak tegen de heer X wel werkzaamheden verricht. Dit blijkt uit de urenspecificatie. Het is juist dat verweerder aan klager heeft geschreven dat hij de zaak pas verder zou willen behandelen als hij de openstaande nota’s van zijn kantoorgenoot, die klager in een echtscheidingsprocedure had bijgestaan, had voldaan.

4.5      Aangezien klager de nota’s van de kantoorgenoot van verweerder onbetaald liet en hij ondanks het verzoek dat niet te doen, bleef doorgaan met het uiten van verwijten aan het adres van (het kantoor) van verweerder, heeft verweerder de relatie met klager verbroken. Klager kan vanuit de Filippijnen eenvoudig een andere advocaat inschakelen.

 

5          BEOORDELING

5.1      Vast staat dat toevoegingen zijn aangevraagd voor de werkzaamheden van verweerder in de zaken tegen het Openbaar Ministerie en de heer X. Weliswaar heeft verweerder per e-mail dd. 22 november 2012 geschreven niet bereid te zijn in de zaak tegen de heer X uitgebreide procedures te gaan voeren op basis van gefinancierde bijstand en heeft hij toen geschreven afspraken te willen maken over de verdere behandeling van de zaak op basis van een nader af te spreken uurtarief, uiteindelijk heeft verweerder hieraan geen uitvoering gegeven en heeft hij klager per e-mail dd. 13 februari 2013 bericht verder zullen te gaan met zijn werkzaamheden voor klager. Verweerder heeft zijn werkzaamheden weliswaar enige tijd opgeschort, maar gelet op de inhoud van zijn e-mailbericht dd. 13 februari 2013, uiteindelijk niet geweigerd op basis van de verleende toevoeging werkzaamheden voor klager te verrichten. De uiteindelijke beëindiging van de werkzaamheden was gelegen in het feit dat klager (het kantoor van) verweerder bleef bestoken met aantijgingen, op grond waarvan verweerder concludeerde dat er sprake was van een vertrouwensbreuk. Op grond van het bovenstaande zal de raad klachtonderdeel 1 als feitelijk ongegrond afwijzen.

5.2      Zoals verweerder ter zitting van de raad zelf ook te kennen heeft gegeven, had het, indien hij van mening was dat aan klager ten onrechte een toevoeging was verleend, op zijn weg gelegen om zich op grond van onjuiste dan wel onvolledige gegevens (artikel 33 lid 1 sub 1 Wet op de Rechtsbijstand) met een -gemotiveerd- verzoek tot wijziging, intrekking of beëindiging te wenden tot de Raad voor Rechtsbijstand, met kennisgeving hiervan aan klager. Het staat een advocaat, zolang een verleende toevoeging van kracht is,  niet vrij zijn werkzaamheden op te schorten om reden dat hij van mening is dat de toevoeging ten onrechte zou zijn verleend, althans dat deze vanaf dat moment wegens onjuiste dan wel onvolledige gegevens dient te worden gewijzigd, ingetrokken dan wel beëindigd. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat verweerder bij aanvang van de zaak enkele werkzaamheden heeft verricht, doch dat hij in de periode 22 november 2012 tot 13 februari 2013 geen werkzaamheden voor klager heeft verricht. Aldus heeft verweerder de zaak onvoldoende voortvarend aangepakt, hetgeen verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Het tweede onderdeel van de klacht zal daarom gegrond worden verklaard.

5.3      Klager en verweerder verschillen van mening of in de zaak tegen het Openbaar Ministerie door klager een opdracht aan verweerder is verleend. Of al dan niet een opdracht tot het verrichten van werkzaamheden is verleend betreft een civiel geschil, wat ter beoordeling aan de civiele rechter dient te worden voorgelegd. De tuchtrechter is niet bevoegd hierover een oordeel uit te spreken. Onderdeel drie van de klacht kan daarom niet tot gegrondheid leiden.

5.4      Het staat een advocaat in beginsel vrij een zaak die hij in behandeling heeft genomen weer neer te leggen, wanneer hij van oordeel is dat de voor die behandeling noodzakelijke vertrouwensrelatie niet (meer) bestaat. Wederzijds vertrouwen is immers essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening en belangenbehartiging door de advocaat. Uit de aan de raad overgelegde correspondentie tussen klager en verweerder over en weer blijkt dat er sprake was van een vertrouwensbreuk. Verweerder heeft de zaak van klager niet op een ongelegen moment neergelegd; aan klager stond niets in de weg om zich tot een andere advocaat te wenden. Niet valt in te zien dat klager om reden dat hij buiten Nederland woonachtig is geen advocaat in Nederland zou kunnen vinden. De raad zal onderdeel vier van de klacht eveneens als ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de onderdelen 1, 3 en 4 ongegrond;

verklaart onderdeel 2 van de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

 

 

 

Aldus gegeven door , mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, Th. Kremers en W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

       Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-

       Brabant 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl