Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:145

Zaaknummer

13-314

Inhoudsindicatie

Klacht van discriminatie door op basis van klagers seksuele geaardheid te weigeren hem bij te staan. Ongegrond, niet komen vast te staan dat verweerder klager ooit heeft gesproken. Getuigenis van voormalig kantoorgenote van verweerder als volstrekt ongeloofwaardig buiten beschouwing gelaten.

Uitspraak

Beslissing van 26 mei 2014

in de zaak 13-314

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 23 december 2013 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 23 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 april 2014 in aanwezigheid van alleen verweerder. Klager heeft bij faxbrief van 5 april 2014 aan de raad laten weten om de daarin vermelde redenen niet te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    voormelde aanbiedingsbrief van de deken aan de raad d.d. 23 december 2013 met bijlagen;

-    faxbericht van klager van 4 maart 2014 met bijlage.

-    de brief van verweerder van 31 maart 2014 met een zestal producties;

-    voormelde fax van klager van 5 april 2014.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager heeft zich in 2011 met een vordering van zijn ex-echtgenote tot partneralimentatie gewend tot [P] Advocaten, op welk kantoor hij eerder begeleid was in de echtscheidingsprocedure. Mr. [M] is hem toen in de alimentatieprocedure gaan bijstaan en heeft een verweerschrift opgesteld.

2.3    In november 2011 is het dienstverband van [M] met [P] Advocaten beëindigd. Per 7 december 2011 zou zij als advocaat-stagiaire bij verweerders praktijkvennootschap in dienst treden. Voor aanvang van dat dienstverband heeft [M] zich op 20 november 2011 van het tableau laten schrappen. Verweerder is daarop met haar een dienstverband als juridisch medewerker aangegaan.

2.4    In de procedures waarin [M] tot aan haar schrapping als advocaat was opgetreden diende zich een andere advocaat te stellen. Verweerder zou die zaken overnemen wanneer de desbetreffende cliënten daarmee instemden.

2.5    Bij brief d.d. 24 november 2011 is klager opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzoekschrift op 26 januari 2012. De behandeling heeft ook daadwerkelijk op die dag plaats gevonden.

2.6    Op 27 november 2011 heeft [M] aan verweerder gemaild met verzoek de datum van behandeling 26 januari 2012 in zijn agenda te reserveren. Verweerder heeft op 28 november 2011 geantwoord dat hij die week en de daaropvolgende week in het buitenland zou verblijven. Hij stelde voor hem het dossier te geven, dan zou hij wel vervanging regelen. Het is [M] geweest die daadwerkelijk de vervanging heeft geregeld.

2.7    Op 6 december 2011 is verweerder bij de rechtbank geregistreerd als nieuwe advocaat van klager. Verweerder en [M] verschillen van mening wie het verzoek daartoe heeft gedaan.

2.8    Van 15 tot en met 20 december 2011 verbleef verweerder in Istanboel, volgens zijn toelichting ter zitting voor een tandheelkundige behandeling.  

2.9    De zaak van klager is in januari 2012 overgenomen door een andere advocaat. Verweerder heeft zich op 10 januari 2012 als advocaat van klager aan de zaak onttrokken nadat die andere advocaat bereid was gevonden tot overname.

2.10    Op 16 juli 2012 heeft [M] de samenwerking met verweerder beëindigd. Op 3 augustus 2012 heeft zij het faillissement van verweerders kantoor aangevraagd. Dat verzoek is bij vonnis van 24 augustus 2012 afgewezen.

2.11    [M] heeft op 20 augustus 2012 een e-mail aan verweerder gestuurd met daarin allerlei beschuldigingen dat hij een alcohol- en drugsverslaving zou hebben, contacten met de maffia zou onderhouden, strikt persoonlijke en vertrouwelijke stukken naar buiten zou hebben gebracht etcetera. Die mail heeft zij ook gestuurd aan de deken, het openbaar ministerie, de politie en anderen, rechtzoekenden en advocaten, die door verweerder in hun belangen zouden worden geschaad. Verweerder heeft daarop op 5 september 2012 aangifte gedaan van smaad en laster.

2.12    Verweerder heeft in kort geding gevorderd dat [M] voormelde uitingen aan derden zou rectificeren, alsmede gevraagd om een verbod op straffe van een dwangsom om zich opnieuw in negatieve zin over verweerder uit te laten. Deze vorderingen zijn toegewezen, behoudens voor wat betreft de hoogte van de opgelegde dwangsom (€ 250,00 per keer in plaats van de gevorderde € 2.500,00 per keer). [M] heeft uitvoering gegeven aan haar veroordeling tot verzending van het volgende e-mailbericht: “Op 20 augustus 2012 heb ik u een emailbericht verzonden waarin ik onder meer heb vermeld dat mr. [verweerder] alcoholist is, drugsverslaafd, contacten heeft met de maffia en mij heeft bedreigd waardoor ik en mijn gezin onder permanente politiebewaking staan. Deze inhoud van dat emailbericht is onjuist en gebaseerd op onwaarheden. Ik herroep hierbij de in het hiervoor bedoelde emailbericht van 20 augustus 2012 gedane beweringen en negatieve uitlatingen met betrekking tot [verweerder] en bied aan [verweerder] mijn verontschuldigingen aan voor de mijnerzijds in dat email bericht geuite onwaarheden.”

2.13    [M] is van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. In die procedure in hoger beroep is naar voren gekomen dat [M] ook nadat zij had voldaan aan haar veroordeling in kort geding door is gegaan met haar kruistocht tegen verweerder. Het hof heeft bij arrest van 10 december 2013 het kortgedingvonnis van 5 oktober 2012 bekrachtigd en [M] aanvullend veroordeeld tot het zich onthouden van verspreiding van uitlatingen gelijk aan of vergelijkbaar met de uitlatingen zoals in haar emailbericht van 20 augustus 2012, op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere overtreding van dit gebod.

2.14    Bij brief van 12 september 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder. Klager heeft die klacht uitgebreid op 13 november 2013 met een klacht wegens bedreiging.

2.15    Klager heeft zich ook bij het College voor de Rechten van de Mens over verweerder beklaagd wegens discriminatie. In die procedure heeft klager op 12 januari 2014 in een brief aan het College geschreven in de stukken aanwijzingen te hebben gevonden dat bij de orde van advocaten sprake is van een dubbele agenda aangezien de deken aan verweerder behalve zijn aanbiedingsbrief en inventarislijst tevens vertrouwelijke informatie heeft gestuurd die niet aan klager is gestuurd. Die vertrouwelijke informatie betreft een verklaring van de deken met betrekking tot het tuchtrechtelijke verleden van verweerder zoals bedoeld in artikel 46 d lid 5 Advocatenwet, en is bestemd voor de raad van discipline.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    klager heeft gediscrimineerd op basis van diens seksuele geaardheid door te weigeren klager bij te staan omdat hij homo is;

b)    zich onzorgvuldig aan de zaak van klager heeft onttrokken waardoor klager schade heeft geleden;

c)    zijn beroepsgeheim heeft geschonden door het dossier van klager naar buiten te brengen;

d)    de privacy van klager heeft geschonden door de door de vorige advocaat van klager zorgvuldig weggelakte personalia alsnog erbij te schrijven en te publiceren;

e)    onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan door te beweren dat klager een fantast is die alles heeft verzonnen;

f)    klager heeft bedreigd.

3.2    Volgens klager heeft hij op 21 december 2011 een kennismakings-gesprek met verweerder gehad waarbij ook [M] aanwezig was om de zaak aan verweerder over te dragen. Halverwege dat gesprek zou verweerder ineens zijn weggelopen en op de gang voor klager verstaanbaar tegen [M] hebben geschreeuwd dat hij klager niet wilde bijstaan omdat hij homo is.

3.3    Bij de klachtbrief zit een verklaring van [M] waarin zij schrijft dat verweerder haar toen woedend heeft toegeroepen: “Je denkt toch zeker niet dat ik een vieze flikker bijsta he! Straks zit hij in mijn kont de gore homo. Je weet niet wat hij met die hand heeft vastgepakt!”

3.4    De klacht ter zake van bedreiging betreft een bedreiging die hij niet rechtstreeks naar klager maar tegenover [M] zou hebben geuit. Volgens [M] zou verweerder letterlijk hebben gezegd: “Als [klager] zijn klacht [bij het College voor de Rechten van de Mens] niet intrekt, dan ben ik nog niet klaar met hem. Ik zal zijn school eens gaan bezoeken.”

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft klager nimmer persoonlijk ontmoet, ook niet op 21 december 2011. Toen was hij overigens juist terug uit Turkije en was hij als gevolg van de behandeling die hij daar had ondergaan nog helemaal niet tot werken in staat. Voor een persoonlijke ontmoeting bestond ook geen aanleiding omdat verweerder hem toch niet op de zitting van 26 januari 2012 zou kunnen bijstaan.

4.2    Omdat dit laatste eind november 2011 al duidelijk was heeft verweerder ook niet bij de rechtbank laten verzoeken hem als advocaat van klager te registreren. Het is [M] die dat heeft gedaan.

4.3    Verweerder heeft nimmer een declaratie aan klager uit laten gaan, hij heeft ook geen geld van hem in ontvangst genomen.

4.4    Met het dossier van klager heeft verweerder geen enkele bemoeienis gehad, hij heeft dus ook niet zijn beroepsgeheim of klagers privacy geschonden. Evenmin heeft hij onnodig grievende uitlatingen over klager gedaan. Ook heeft hij klager niet bedreigd.

5    BEOORDELING

5.1    Naar het oordeel van de raad is geen van de verweten gedragingen komen vast te staan. De raad acht het niet aannemelijk dat een gesprek tussen verweerder en klager heeft plaats gevonden. Dat klager en [M] anders verklaren acht de raad niet geloofwaardig. Blijkens de mail van verweerder aan [M] van 28 november 2011 was immers van meet af aan duidelijk dat verweerder op de zitting van 26 januari 2012 klager niet zou kunnen bijstaan. Verweerder heeft toen ook gelijk aangestuurd op overdracht van de zaak aan een andere advocaat. Dat is ook geschied.

5.2    Hoewel begin december 2011 al duidelijk was dat verweerder de zaak van klager op 26 januari 2012 niet zou kunnen behandelen heeft [M] verweerder toch bij de rechtbank als advocaat gesteld. De raad acht het aannemelijk dat zulks geheel buiten verweerder om is geschied. Verweerder is dus nimmer opgetreden als advocaat van klager en heeft zich dus ook niet op onzorgvuldige wijze aan de behandeling van diens zaak kunnen onttrekken.

5.3    Klager heeft niet aangegeven hoe en wanneer verweerder zijn beroepsgeheim en de privacy van klager zou hebben geschonden. De raad heeft daarvoor ook geen enkele aanwijzing gevonden. Evenmin is de raad gebleken van bedreiging van klager door verweerder.

5.4    Voor zover klager zich voor de onderbouwing van zijn klacht heeft beroepen op verklaringen van [M] overweegt de raad dat aan verklaringen van [M] in het licht van haar eerdere veroordelingen door rechtbank en hof geen enkel geloof kan worden gehecht. Het heeft er alle schijn van dat [M] ook klager allerhande verzinsels rond de persoon van verweerder op de mouw heeft gespeld.

5.5    De conclusie dient dan ook te zijn dat alle klachten ongegrond zijn.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klachten van klager tegen verweerder zijn alle ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. E. Bige, R.J.A. Dil, C.J. Lunenberg en L.A.M.J Pütz, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 mei 2014.

griffier    voorzitter