Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:113
Zaaknummer
14-093A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Geen schending van gedragsregel 18.
Uitspraak
Beslissing van 2 mei 2014
in de zaak 14-093A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer mr.
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 8 april 2014 met kenmerk 4013-1196, door de raad ontvangen op 10 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 In een langslepende letselschadezaak behartigt verweerder de belangen van een slachtoffer, terwijl klager optreedt voor één van de betrokken verzekeraars (hierna: X).
1.3 X heeft zich als verzekeraar gecommitteerd aan de Gedragscode Behandeling Letselschade (hierna: GBL) van de Letselschade Raad. De gedragsregels van de GBL (voor zover relevant) luiden als volgt:
Gedragsregel 8: Langer dan twee jaar: evalueren
Duurt de schadebehandeling langer dan twee jaren na de schademelding, dan gaan partijen – op initiatief van de verzekeraar – na wat daarvan de oorzaak is. Partijen spreken concreet af welke maatregelen nodig zijn om de schadebehandeling alsnog zo spoedig mogelijk af te ronden en wie zorg draagt voor de uitvoering daarvan.
Gedragsregel 9: Oplossing zoeken
Loopt de schaderegeling vast, dan brengen partijen precies in kaart wat hen verdeeld houdt en zoeken vervolgens samen zo spoedig mogelijk naar een oplossing.
Gedragsregel 10: Een derde inschakelen
Indien het partijen niet lukt om gezamenlijk een oplossing te bereiken, dan wenden zij zich tot een derde om alsnog een oplossing te bewerkstelligen. Deze beslissing nemen partijen bij voorkeur gezamenlijk.
1.4 Klager en verweerder hebben gecorrespondeerd over de omvang van de schade en de wijze waarop deze kon worden vastgesteld.
1.5 Bij brief van 23 september 2013 heeft verweerder zich rechtstreeks tot de directie van X gewend en (onder meer) geschreven:
Namens mijn cliënt (...) zie ik mij genoodzaakt om het volgende aan u voor te leggen.
(…)
Met het schaderegelingsbureau [kantoor van klager], dat de zaak sinds 2008 in behandeling heeft gekregen, is overeengekomen om een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek te laten plaatsvinden. In de loop der tijd is ook getracht om een minnelijke regeling te bereiken waarover diverse gesprekken hebben plaatsgevonden, ook in het bijzijn van cliënt waarbij een kantoorgenoot van ondergetekende aanwezig was. Met het expertiseonderzoek is overeenstemming bereikt met betrekking tot de keuze van de arts, en de voor te leggen vragen.
Per brief van 13 september 2013 laat [kantoor van klager] weten de rechter te willen benaderen om de vragen voor de expertisearts vast te laten stellen. Dit terwijl hieromtrent vrijwel op alle punten overeenstemming is bereikte waarbij grotendeels aan alle bezwaren van cliënt tegemoet is gekomen.
(…)
Namens cliënt verzoek ik u om het dossier te bestuderen en te bevorderen dat er alsnog overeenstemming wordt bereikt over het allerlaatste punt van de vraagstelling voor het psychiatrisch onderzoek, zodat hier geen complete en begrotelijke procedure over hoeft te worden gevoerd en er nog meer vertraging optreedt.
(…)
Namens cliënt verzoek ik u om in het kader van gedragsregel 10 GBL een professionele opinie te geven in deze zaak.
1.6 Bij brief van 21 oktober 2013 aan verweerder heeft klager (onder meer) geschreven:
Ik nam er nota van dat u rechtstreeks mijn cliënte aanschreef. Dat is in strijd met de voor u geldende gedragsregel 18 lid 1:
(…)
Ik ontvang graag de bevestiging dat u zich wat dit betreft hebt vergist en dat de rechtstreeks aan mijn cliënte gerichte brief als niet beschreven beschouwd kan worden, maar dat de inhoud is bedoeld om aan mij geschreven te worden.
1.7 Bij brief van 1 november 2013 heeft klager zijn klacht bij de deken ingediend.
1.8 In een telefoongesprek met verweerder heeft klager desgevraagd verklaard dat hij (voor de toekomst) niet kan garanderen dat hij klachten tegen X die via hem worden ingediend, zal doorgeleiden aan X.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder rechtstreeks contact heeft gelegd met een cliënt van klager.
2.2 Volgens klager heeft verweerder door aldus te handelen in strijd gehandeld met gedragsregel 18.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft toegelicht dat zijn brief van 23 september 2013 aan X een zogenoemde directieklacht betreft, welke klacht mede is gebaseerd op de interne klachtenregeling van X. Uit de GBL en de folder die X rechtstreeks aan slachtoffers toestuurt blijkt dat de gedragscode onder meer is bedoeld voor “professioneel betrokken personen” zoals bijvoorbeeld de belangenbehartigers van slachtoffers. De wijze waarop een klacht wordt behandeld en beoordeeld is neergelegd in de artikelen 8 en 9 van de GBL waaraan X zich heeft gecommitteerd. Het standpunt van klager dat een klacht tegen X uitsluitend via hem kan worden ingediend (waarbij hij niet kan garanderen dat X of de directie de klacht zelf onder ogen krijgt) zou de GBL volgens verweerder illusoir maken. Immers zou een en ander impliceren dat een verzekeraar door het inschakelen van een advocaat de werking van bedoelde gedragscode en het klachtrecht kan uitschakelen. Dat kan volgens verweerder niet de bedoeling zijn van het gedragsrecht noch van de opstellers van de GBL. Uit de toelichting op artikel 9 van de gedragscode blijkt dat een derde, in casu een klachtenfunctionaris, klachten behandelt opdat deze een andere visie op de zaak kan geven (dan de zaakbehandelaar).
4 BEOORDELING
4.1 Klager verwijt verweerder rechtstreeks contact te hebben gehad met (de directie van) zijn cliënte en daarmee in strijd te hebben gehandeld met gedragsregel 18. De voorzitter overweegt als volgt. Gedragsregel 18 ziet er op toe het evenwicht tussen partijen in een juridisch geschil te bewaren. De strekking van gedragsregel 18 is om te voorkomen dat een partij bij een geschil wordt overrompeld door de advocaat van de wederpartij zonder bijstand van zijn eigen advocaat. Naar het oordeel van de voorzitter doet die situatie zich hier niet voor en heeft verweerder met zijn brief van 23 september 2013 aan de directie van X niet in strijd gehandeld met voormelde gedragsregel. In zijn brief van gelijke datum heeft verweerder aan klager aangegeven dat hij van mening is dat de opstelling van klager in strijd is met de GBL en dat hij de directie van X gevraagd heeft zich daarover uit te laten. Aldus heeft verweerder (namens zijn cliënt) met zijn brief aan X gebruik gemaakt van de door X zelf geboden klachtregeling om uit een impasse te geraken. De toegang tot een dergelijke klachtregeling kan niet worden geblokkeerd met een beroep op gedragsregel 18, zeker niet indien – zoals in het onderhavige geval – niet gegarandeerd kan worden dat de advocaat van de verzekeraar de klacht ook daadwerkelijk doorgeleid aan de klachtenfunctionaris (al dan niet via de directie). Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat door de handelwijze van klager de klachtenregeling illusoir zou worden. Verweerder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
4.2 De klacht is mitsdien kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 6 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 6 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.