Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:60

Zaaknummer

13-253A

Inhoudsindicatie

Klacht betreft de eigen advocaat. Verweerder heeft de met klager gemaakte financiële afspraken niet schriftelijk vastgelegd, terwijl het op de weg van verweerder had gelegen dergelijke afspraken vast te leggen. Verweerder is in verzuim met terugbetaling van een bedrag dat klager van hem dient te ontvangen. Klacht deels gegrond. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 12 maart 2014

in de zaak 13-253A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

gemachtigde:

mr.

klager

tegen:

mr.

voormalig advocaat te Amsterdam    

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 2 september 2013 met kenmerk 1313-0120, door de raad ontvangen op 3 september 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht zou worden behandeld ter zitting van de raad van 22 januari 2014. Klager en verweerder zijn behoorlijk opgeroepen, maar zijn beide zonder bericht van verhindering niet verschenen.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad

- de stukken genummerd 1-12 en het bemiddelingsdossier genummerd A-K met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van 2 september 2013 behorende inventarislijst

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In april 2008 hebben klager en mede-verdachte M. verweerder gesproken over juridische bijstand door verweerder in de strafprocedure tegen klager en M. Overeengekomen werd dat verweerder voor de behandeling van de volledige strafzaak van klager € 45.000,- in rekening zou brengen en voor de volledige strafzaak van M. € 20.000,-.

2.3 Het overeengekomen bedrag heeft klager, in drie deelbetalingen, waarvan de laatste betaling van € 5.000,- op 19 mei 2009 plaatsvond, aan verweerder betaald. Ook M. heeft het overeengekomen bedrag aan verweerder betaald.

2.4 Op 20 september 2013 hebben klager en M. de opdracht aan verweerder per direct ingetrokken. In een brief van die datum hebben zij verweerder onder andere het volgende geschreven:

“(…)

Wij verzoeken u tevens het door ons betaalde voorschot minus de reeds gedeclareerde uren binnen 14 dagen over te maken op onderstaande rekeningnummers: (…).”

2.5 Bij brief van 10 oktober 2012 heeft klager, mede namens M., verweerder onder andere het volgende geschreven:

“(…)

Ik heb op uw verzoek aan het begin van de zaak € 45.000 (waarvan € 40.000 contant in 2008 en waarvan € 5.000 per bank in een van de volgende jaren) als voorschot aan u voldaan. U zou daarvoor de volledige procedure voor mij voeren.

Uit het bovenstaande volgt dat ik recht heb op terugbetaling van een zeer aanzienlijk gedeelte van het door mij betaalde voorschot. Bij brief van 20 september 2012 heb ik u om terugbetaling daarvan binnen 14 dagen gevraagd. Ondanks diverse toezeggingen van diverse medewerkers heb ik van u nog geen terugbetaling ontvangen, noch een overzicht van u ontvangen van de door u kantoor gemaakte uren en het daarmee corresponderende bedrag dat u op het voorschot kunt inhouden.

(…)”

2.6 Bij e-mail van 16 oktober 2012 heeft de nieuwe advocaat van klager verweerder het volgende bericht:

“Tot mij wendden zich [klager en M.] met de opdracht aan mij om de verzochte eindafrekening van de verrichte werkzaamheden en de verzochte restitutie van voorschotten te verkrijgen. Ik verwijs naar hun verzoek en sommatie van achtereenvolgens 20 september en 10 oktober jl.

Inmiddels heb ik telefonisch contact gehad met uw medewerkers mevrouw [W.] en mevrouw [J.]. Ik heb van hen begrepen dat een voorstel tot eindafrekening inmiddels bij u ligt ter accordering.

(…).”

2.7 Ondanks een rappel heeft verweerder geen eindafrekening verstuurd, zodat een kantoorgenoot van de nieuwe advocaat van klager zich bij brief van 25 oktober 2012 tot de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam heeft gewend met het verzoek te bemiddelen.

2.8 Na interventie door de deken heeft verweerder op 14 november 2012 facturen met specificaties verstrekt aan klager. Het totaal bedrag van de declaratie die betrekking had op de strafzaak van klager was € 40.738,72. Het totaal bedrag van de declaratie die betrekking had op de strafzaak van M. was € 15.399,18.

2.9 In deze declaraties zijn de werkzaamheden van verweerder tegen een uurtarief van € 500,- opgenomen.

2.10 De algemene voorwaarden van het kantoor van verweerder bevatten de bepaling dat bij gebreke van een uitdrukkelijke tariefafspraak het standaardtarief van toepassing is. Volgens de website bedroeg dit standaardtarief anno 2012 € 265,-.

2.11 De betaling van € 5.000,- die op 19 mei 2009 door klager was gedaan, was aanvankelijk niet goed verwerkt door de boekhouding van het kantoor van verweerder. Als gevolg hiervan meende verweerder, na het opstellen van het financieel overzicht, een bedrag van € 614,15 van klager tegoed te hebben. Nadat het bedrag van € 5.000,- in de afrekening was meegenomen, bleek klager een bedrag van € 4.385,85 van verweerder tegoed te hebben.

2.12 Bij brief van 8 januari 2013 heeft klager het bemiddelingsverzoek omgezet in een klacht over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder de overeenkomst dat verweerder voor een honorarium van         € 45.000,00 bijstand aan klager in de volledige strafzaak zou verlenen niet schriftelijk heeft vastgelegd;

b) verweerder eerst vier jaar en zeven maanden na verstrekking van de opdracht een verantwoording van werkzaamheden en bestede tijd heeft gegeven;

c) een eindafrekening op urenbasis is gegeven tegen een tarief van € 500,00 per uur, met als consequentie dat een hoger bedrag wordt gedeclareerd dan aanvankelijk was overeengekomen voor de behandeling van de gehele strafzaak;

d) werkzaamheden die mede ten behoeve van M zijn verricht in de eindafrekening uitsluitend aan klager zijn gedeclareerd;

e) verweerder geen gehoor geeft aan het verzoek van klager om in ieder geval een bedrag van € 4.385,85 aan klager te betalen.

3.2 Naar aanleiding van het verweer van verweerder ten aanzien van klachtonderdeel d heeft klager het volgende naar voren gebracht. Klager lijdt financieel nadeel doordat verweerder een groot deel van de ten behoeve van M. verrichte werkzaamheden uitsluitend aan klager heeft gedeclareerd. Klager betwist dat hij met verweerder had afgesproken dat de werkzaamheden, die mede ten behoeve van M. werden verricht, uitsluitend aan hem dienden te worden gedeclareerd. Verweerder heeft geen bewijs overgelegd ter onderbouwing van zijn verweer.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft naar voren gebracht dat het in 2008 geen kantoorbeleid was om afspraken schriftelijk vast te leggen. Gedurende de looptijd van de behandeling van het dossier van klager heeft hij verweerder nooit gevraagd om een verantwoording van werkzaamheden en bestede tijd.

4.2 Het is juist dat werkzaamheden die mede ten behoeve van M. zijn verricht, uitsluitend aan klager zijn gedeclareerd. Dit is echter in overleg met klager op deze wijze gedaan.

4.3 Het is juist dat de eindafrekening op urenbasis en tegen een tarief van € 500,- per uur is opgesteld.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt voorop dat de klachten behandeling behoeven ook al is verweerder inmiddels bij beslissing van 30 oktober 2012 door de raad geschrapt als advocaat, welke beslissing op 22 april 2013 door het Hof van Discipline is bekrachtigd. De klachten betreffen immers het handelen van verweerder als advocaat.

5.2 De klachtonderdelen zullen hierna worden behandeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.3 Een advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waarnodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren.

5.4 Uit het dossier is de raad niet gebleken dat verweerder de financiële consequenties van zijn inschakeling schriftelijk heeft vastgelegd. Het had op de weg van verweerder gelegen vast te leggen dat hij de volledige strafzaak van klager voor een bedrag van € 45.000,- zou behandelen.

5.5 Het vorenstaande betekent derhalve dat klachtonderdeel a gegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

5.6 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt.

5.7 Tussen klager en verweerder staat vast dat zij waren overeengekomen dat verweerder de gehele strafzaak voor een vast bedrag zou behandelen. Gelet op deze afspraak is het niet klachtwaardig dat verweerder geen verantwoording van uren en bestede tijd heeft verstrekt aan klager.

5.8 Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.9 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de raad als volgt.

5.10 Bij aanvang van de werkzaamheden zijn klager en verweerder overeengekomen dat verweerder voor de behandeling van de volledige strafzaak van klager € 45.000,- in rekening zou brengen. Klager en verweerder hebben geen afspraken gemaakt over de (hoogte van de) financiële vergoeding die verweerder in rekening zou brengen indien de samenwerking tussen klager en verweerder voor afronding van de gehele zaak zou worden beëindigd. Zoals bij klachtonderdeel a is omschreven, lag het op de weg van verweerder om zorg te dragen voor adequate vastlegging van de financiële afspraken.

5.11 Verweerder heeft gedeclareerd op basis van een uurtarief van € 500,- terwijl over de hoogte van zijn uurtarief bij voortijdige beëindiging van de relatie geen afspraken zijn gemaakt. Blijkens de website van het kantoor van verweerder wordt in gevallen waarin geen tarief is overeengekomen het standaardtarief in rekening gebracht. Klager heeft onweersproken gesteld dat dit standaardtarief in 2012 € 265,- bedroeg. Gelet hierop is de raad van oordeel dat het verweerder niet vrij stond op basis van een uurtarief van € 500,- af te rekenen.

5.12 Klachtonderdeel c is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.13 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de raad als volgt.

5.14 Werkzaamheden die mede ten behoeve van M. zijn verricht, zijn in de eindafrekening uitsluitend aan klager gedeclareerd. In zijn brief van 5 maart 2013 heeft verweerder erkend dat inderdaad op deze wijze is gedeclareerd. Volgens verweerder is dit in overleg met klager op deze wijze gedaan.

5.15 Klager heeft betwist dat hij een dergelijke afspraak met verweerder heeft gemaakt. Voorts heeft klager naar voren gebracht dat verweerder geen bewijs heeft overgelegd van zijn stelling dat een dergelijke afspraak is gemaakt.

5.16 De raad beoordeelt dit klachtonderdeel aan de hand van de algemene maatstaf die bij klachtonderdeel a is beschreven. Het had op de weg van verweerder gelegen om zorg te dragen dat financiële afspraken schriftelijk werden vastgelegd. Hieronder valt ook de door verweerder gestelde afspraak dat klager de kosten die mede ten behoeve van het verweer van M. werden gemaakt, volledig zou dragen. Klager heeft betwist dat hij een dergelijke afspraak met verweerder heeft gemaakt. Verweerder kan niet bewijzen dat een dergelijke afspraak is gemaakt, terwijl het tot zijn verantwoordelijkheid behoorde om dergelijke afspraken vast te leggen.

5.17 Klachtonderdeel d is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.18 Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad als volgt.

5.19 Nadat verweerder een eindafrekening met urenspecificatie had verstrekt, bleek dat klager recht had op betaling van een bedrag van € 4.385,85. Klager heeft verweerder gesommeerd dit bedrag terug te betalen. De stellingen van klager dat het bedrag ad € 4.385,85 niet door verweerder is terugbetaald, zijn niet door verweerder weersproken, zodat de raad er vanuit gaat dat verweerder nog niet heeft zorg gedragen voor restitutie van dit bedrag.

5.20 Nu verweerder heeft nagelaten het hiervoor genoemde bedrag terug te betalen aan klager, is de raad van oordeel dat klachtonderdeel e gegrond is. Van een advocaat mag immers worden verwacht dat hij dergelijke financiële kwesties voortvarend en correct afhandelt.

6 MAATREGEL

6.1 De raad is van oordeel dat de ernst van de feiten, in combinatie met verweerders antecedenten, de maatregel van berisping rechtvaardigt. Het feit dat verweerder reeds uit anderen hoofde van het tableau is geschrapt doet daaraan niet af.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a, c, d en e gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M. Middeldorp, B. Roodveldt, S. Wieberdink en A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan van het ongegronde klachtonderdeel hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

en van de gegrond verklaarde klachtonderdelen:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

LET OP: in verband met de verhuizing van de griffie van het Hof van Discipline is met ingang van 11 april 2014 het postadres:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

LET OP: met ingang van 11 april 2014 is de griffie van het Hof van Discipline gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl