Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:319

Zaaknummer

ZWB 64 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft geen jusvergelijking in de alimentatieprocedure ingebracht. Nu blijkt dat de mogelijkheid hiervan wel met klager is besproken en afgewogen en niet blijkt dat over het al dan niet indienen daarvan hangende de procedure een onoverbrugbaar verschil tussen klaagster en verweerster bestond, heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Inhoudsindicatie

Vaststaat dat klager niet aan zijn betalingsverplichting voldeed. Nu klager beschikte over het volledige dossier en verweerster de opvolgend advocaat het zaaksnummer had doen toekomen, kan haar niet worden verweten dat zij niet behoedzaam gebruik heeft gemaakt van haar retentierecht.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak ZWB 64-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

klager

 

tegen:

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 17 maart 2014 met kenmerk, door de raad ontvangen op 18 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

1.  Het klachtdossier;

2.  Een brief van klager d.d. 7 maart 2014;

3.  Een brief van verweerster d.d. 16 oktober 2014;

 

 

2          FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2     Verweerster heeft klager vanaf november 2011 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Op 14 februari 2012 heeft verweerster een verweerschrift ingediend inzake een voorlopige voorzieningen procedure. Bij beschikking d.d. 1 maart 2012 heeft de rechtbank Breda in deze procedure beslist dat klager partneralimentatie diende te betalen en partijen in het kader van de verdere afwikkeling van de echtscheiding verwezen naar het mediationbureau. Vervolgens is door verweerster een verweerschrift ingediend in de bodemprocedure. In die procedure heeft de rechtbank op 3 juli 2012 onder meer de echtscheiding uitgesproken en partijen wederom verwezen naar mediation voor de verdere afwikkeling van de zaak. Bij brief d.d. 9 augustus 2012 heeft verweerster klager geadviseerd ter zake van de akte van berusting en hoger beroep. Bij brief d.d. 6 september 2012 heeft verweerster onder meer aan klager laten weten dat zij sinds haar brief d.d. 9 augustus 2012 niets meer van hem had gehoord, dat zij geen hoger beroep zou aantekenen en dat zij het dossier zou sluiten.  Bij brief d.d. 14 september 2012 heeft een opvolgend advocaat van klager verweerster verzocht om het dossier door te zenden. Verweerster heeft zich beroepen op haar retentierecht.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.    Verweerster heeft geweigerd relevante stukken en argumenten mee te nemen in de echtscheidingsprocedure

2.      Verweerster heeft verkeerde verwachtingen gewekt bij de inname van de zaak;

3.      Verweerster heeft bij de procedure over de partneralimentatie klagers belangen niet naar behoren behartigd;

4.      Verweerster heeft onnodig gecommuniceerd met de wederpartij, hetgeen heeft geleid tot hoge kosten;

5.      Verweerster heeft niet meegewerkt aan de overdracht van het dossier;

6.      Verweerster heeft klager niet verwezen naar de deken in verband met het declaratiegeschil;

7.      Verweerster heeft klager niet gewezen op de mogelijkheid dat de declaratie hoger zou kunnen uitvallen dan vooraf ingeschat;

8.      Verweerster was niet meer bereikbaar voor klager vanaf augustus 2012.

 

4          VERWEER

4.1      Het verweer houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.

ad 1 Zowel in de voorlopige voorziening procedure als in de bodemprocedure zijn de bezwaren van klager naar voren gebracht, waaronder de verweren dat geen sprake was van lotsverbondenheid en dat de wederpartij zou samenwonen. Klager wist dat beide verweren moeilijk haalbaar waren. Verweerster heeft op de  mogelijkheid van een detectivebureau gewezen maar klager heeft daar vanwege de kosten vanaf gezien. De verweerschriften zijn in concept voorgelegd en klager heeft verzocht nog een aantal overwegingen toe te voegen. Klager is met het ingezonden verweerschrift akkoord gegaan.

ad 2 Bij een intakegesprek laat verweerster zich nooit uit over de stellingen van een cliënt. Ook bij klager is in algemene bewoordingen gesproken over de haalbaarheid van zijn stellingen.

ad 3 In het verweerschrift is ingegaan op door klager betaalde woonlasten en daarmee is door de rechter rekening gehouden zoals blijkt uit de beschikking.

ad 4 De door verweerster gevoerde correspondentie met betrekking tot de mediation was niet onnodig en behoort tot de taak van de advocaat. De kosten zijn bovendien slechts ten dele in rekening gebracht.

ad 5 Verweerster heeft haar werkzaamheden op 6 september 2012 neergelegd. Klager betaalde de afgesproken resterende termijnen niet. Toen klager op 19 september 2012 op kantoor verzocht om afgifte van het dossier, wees alles erop dat hij niet zou gaan betalen. Verweerster heeft op behoedzame wijze gebruik gemaakt van het retentierecht. Klager beschikte zelf al over het hele dossier dat tijdens de procedure in afschrift was verstrekt. Aan de opvolgend advocaat is een zaaksnummer verstrekt.

ad 7 Vooraf is het uurtarief medegedeeld, er is geen inschatting gemaakt van de te besteden tijd. Er zijn niet buitensporig veel uren besteed in de zaak.

ad 8  Klager was in de periode van augustus 2012 niet te bereiken.

 

5          BEOORDELING

5.1      De verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, brengt mee dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.2          ad klachtonderdelen 1en 2

Uit de hiervoor onder 2 genoemde verweerschriften blijkt dat verweerster de standpunten van klager ter zake lotsverbondenheid, samenwonen en grievend gedrag van de wederpartij, alsmede zijn woonlasten in de procedure naar voren heeft gebracht. Uit de beschikking van de rechtbank d.d. 3 juli 2012 blijkt dat betreffende verweren ook door de rechtbank in overweging zijn genomen. Voor zover de rechtbank deze standpunten wegens gebrek aan bewijs heeft gepasseerd, kan dit aan verweerster niet worden verweten. Op haar rust ter zake slechts een inspanningsverplichting. Klager heeft zelf erkend dat onderbouwing van zijn standpunten moeilijk was. Hij heeft bovendien niet nader geconcretiseerd op welke ontbrekende documenten of argumenten hij doelt. Nu de standpunten van partijen ter zake uiteenlopen en de feiten ook overigens niet op grond van het dossier kunnen worden vastgesteld, zal de klacht op deze onderdelen ongegrond worden verklaard. Dat verweerster verwachtingen heeft geschapen die zij niet is nagekomen, is naar oordeel van de raad evenmin gebleken. De klacht zal op deze onderdelen ongegrond worden verklaard.

 

6.3       ad klachtonderdeel 3

De raad stelt vast dat verweerster geen jus-vergelijking in de procedure heeft gebracht. Verweerster heeft dienaangaande in haar brief d.d. 16 oktober 2014 en ter zitting toegelicht dat dit destijds een bewuste keuze is geweest aangezien een jus-vergelijking in de zaak niets toevoegde en mogelijk zelfs voor klager naar verwachting ongunstig had kunnen uitpakken. Uit het dossier en hetgeen door partijen tijdens de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de mogelijkheid van een jus-vergelijking wel door verweerster met klager is besproken en afgewogen. Niet blijkt dat tussen klager en verweerster, hangende de procedure, een onoverbrugbaar verschil van mening bestond over het indienen van een jusvergelijking. Verweerster heeft in dit verband nog gesteld dat klager met de concepten van de verweerschriften, na enige aanvulling zijnerzijds, akkoord is gegaan, hetgeen door klager niet is weersproken. Ook overigens is niet gebleken dat verweersters klagers belangen in de echtscheidingsprocedure heeft veronachtzaamd. Het onder 5.1 genoemde toetsingskader in aanmerking genomen, brengt dan mee dat verweerster tuchtrechtelijk niet verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht zal op dit onderdeel worden afgewezen.

 

6.4       ad klachtonderdeel 4

Klager heeft in dit verband onder meer gesteld dat verweerster, toen hij verhinderd was bij een mediation, verweerster hem hierover onnodig heeft gebeld en gemaild en ook nog onnodig brieven heeft geschreven aan de wederpartij. Uit het dossier blijkt dat verweerster op 3 april 2012 een brief van de mediator betreffende klager, aan klager heeft doorgezonden. Dit kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden verweten. Het behoort immers tot de plicht van de advocaat om zijn cliënt op de hoogte te houden van ontwikkelingen die op de zaak betrekking hebben. Dat verweerster overigens onnodig heeft gecommuniceerd met de wederpartij blijkt naar het oordeel van de raad niet uit het dossier. De klacht zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

 

6.5       ad klachtonderdeel 5

Dit klachtonderdeel betreft de vraag of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door te weigeren het dossier van klager direct aan de opvolgend advocaat te overhandigen. Bij de beoordeling dient voorop te worden gesteld dat gedragsregel 27 lid 4 voor advocaten bepaalt dat de advocaat behoedzaam gebruik dient te maken van het hem toekomende retentierecht. Klager heeft niet weersproken dat hij ten tijde van het overnameverzoek niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed. Verweerster heeft voorts aangevoerd dat zij de opvolgend advocaat wel een zaaksnummer had doen toekomen en dat klager van alle correspondentie en stukken in de zaak reeds kopieën had toegezonden, zodat hij al beschikte over het volledige dossier. Dat klager over een dossier beschikte blijkt eveneens uit het feit dat de opvolgend advocaat tijd in rekening heeft gebracht voor de bestudering daarvan. De raad is van oordeel dat verweerster in deze omstandigheden niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat zij gebruik heeft gemaakt van haar retentierecht en zal de klacht op dit onderdeel ongegrond verklaren.

 

6.6         ad klachtonderdeel 6

Indien de cliënt tegen een ingediende declaratie bezwaar maakt, dan is de advocaat verplicht om te wijzen op de ter zake bestaande regelingen. Uit het dossier blijkt niet dat klager tegen de declaratie van verweerster bezwaar heeft gemaakt,  maar slechts dat hij bereid was om een betalingsregeling te treffen. Dit impliceert dat klager akkoord was met de hoogte van de declaratie. Gelet hierop valt verweerster niet te verwijten dat zij klager niet op de bovengenoemde regelingen heeft gewezen. Ook overigens is niet gebleken dat verweerster gedragsregel 27 lid 1 heeft geschonden, zodat de klacht op dit onderdeel zal worden afgewezen.

 

6.7       ad klachtonderdeel 7

Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken. Meer algemeen is hij verplicht zijn cliënt op de hoogte te stellen zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk tegenover zijn cliënt had geschat. Daarbij dient hij het maken van onnodige kosten te vermijden. Door verweerster is in dit verband onweersproken gesteld dat vooraf geen prijsindicatie is gegeven. Een door verweerster genoemd minimumbedrag voor een zaak kan niet als een prijsindicatie worden aangemerkt. Dit zegt immers slechts iets over de door klager minimaal te verwachten kosten. Derhalve slaagt dit klachtonderdeel niet.

 

6.8       ad klachtonderdeel 8

Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad tenslotte dat klager, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel kunnen leiden. De klacht zal ook op dit onderdeel worden afgewezen.

 

 

 

7        BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman , voorzitter, mrs. P.J.W.M . Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

A.M.T.A. Verhagen                                                     M.I.J. Hegeman

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

         Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        klager

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-de deken van de orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl