Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:107

Zaaknummer

R. 4363/13.270

Inhoudsindicatie

De beklaagde advocaat heeft de belangen van klaagster niet behartigd. In een procedure heeft de beklaagde advocaat verzuimd stelling in te nemen en (gemotiveerd) verweer te voeren, is de beklaagde advocaat niet verschenen ter compartie en heeft hij klaagster niet geinformeerd over de stand van zaken. Evenmin is de beklaagde advocaat zijn toezegging nagekomen om een procedure aanhangig te maken. De klacht is gegrond. Het verzoek ex artikel 48b lid 1 Aw wordt afgewezen. Aan de beklaagde advocaat is de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 14 oktober 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K347 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 15 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 maart 2014 in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van klaagster, de heer S.en de gemachtigde van klaagster, mr. E, advocaat te U. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is via de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster opgetreden in twee kwesties tegen oud-werknemers van klaagster in verband met overtreding van het concurrentie- en relatiebeding.

2.3 Bij brief van 20 september 2013 heeft de gemachtigde van klaagster bij de deken een klacht tegen verweerder ingediend.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a.  verzuimd heeft het door hem ten laste van de wederpartij gelegde beslag  over te laten betekenen;

b. in een gerechtelijke procedure op veel punten verzuimd heeft stelling in te nemen en (gemotiveerd) verweer te voeren en dat om die reden het beslag door de rechter gekwalificeerd is als “onrechtmatig” en als “misbruik van recht”;

c. niet ter comparitie is verschenen en evenmin namens klaagster verweer heeft gevoerd;

d. na heeft gelaten klaagster op de hoogte te houden van de stand van de zaak en zijn toezeggingen onder andere omtrent het aanhangig maken van een procedure niet is nagekomen;

e. in hoger beroep verzuimd heeft het griffierecht te voldoen, ten gevolge waarvan klaagster niet-ontvankelijk is verklaard. Klaagster werd hiervan overigens pas in kennis gesteld door betekening van het arrest door de deurwaarder op 9 januari 2013;

f. nalaat ondanks aanmaningen stukken uit het dossier aan de opvolgend advocaat te doen toekomen;

g. klaagster schade heeft berokkend. De totale schade van klaagster wordt begroot op € 200.000,00.

 

4 VERWEER

Verweerder heeft geen verweer gevoerd tegen de klachten.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met f

5.1 Als onweersproken staan de verweten gedragingen van verweerder vast. De klachtonderdelen a tot en met f zijn derhalve gegrond. Ter gelegenheid van de behandeling ter zitting heeft (de gemachtigde van) klaagster de klachten uitgebreid. Het is niet mogelijk ter zitting de klacht uit te breiden met onderdelen die niet door de deken in het onderzoek zijn betrokken. De raad kan de nieuwe klachtonderdelen dus niet in behandeling nemen.

Ten aanzien van klachtonderdeel g

5.2 De raad is niet bevoegd een vordering tot vaststelling van een schadevergoeding, veroorzaakt door een handelen of nalaten van een advocaat te beoordelen. Klaagster dient zich ten aanzien van dit klachtonderdeel te wenden tot de civiele rechter. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.

5.3 Klaagster heeft voorts ter gelegenheid van de behandeling ter zitting een verzoek ex artikel 48b lid 1 Advocatenwet ingediend. De gevraagde voorwaarde kan niet worden opgelegd. De bijzondere voorwaarde heeft ingevolge artikel 48b van de Advocatenwet betrekking op de praktijkbeoefening van de advocaat. Verweerder is niet langer advocaat. Voorts geldt dat de voorwaarde een tuchtrechtelijk doel behoort te dienen. De betaling van een schadevergoeding doet dat in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de raad niet.

5.4 De verzochte verklaring ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet kan worden gegeven.

 

6 MAATREGEL

 Uit de gegrond verklaarde delen van de klacht volgt dat verweerder zich in een reeks situaties niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Door niet ter zitting te verschijnen heeft verweerder bovendien de tuchtrechter de mogelijkheid ontnomen hem daarover te bevragen. De raad acht de overtredingen dermate ernstig dat de zwaarste maatregel van schrapping van het tableau passend en geboden is.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

-  verklaart klachtonderdeel g niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen a tot en met f gegrond en legt aan verweerder ter zake de maatregel op van schrapping van het tableau;

- spreekt het oordeel uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

 

Aldus bij vervroeging gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl