Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:132

Zaaknummer

188/12

Inhoudsindicatie

De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat verrekening van de declaraties van de advocaat met gelden op zijn derdengeldrekening t.b.v.de cliënt, is toegestaan. Evenmin kan na 5 jaar en het zonder protest behouden van nota's geklaagd worden over het ontbreken van een opdrachtbevestiging. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 mei 2014

in de zaak 188/12

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 januari 2013 op de klacht van:

 

1.    mevrouw [    ]

2.    de heer [    ]

klaagster

 

tegen:

1.    mr. [    ]

2.    mr. [    ]

verweerders

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 11 december 2012 met kenmerk 012/013 KG020, door de raad ontvangen op 12 december 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement G. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 4 januari 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad, hierna “de voorzitter”, de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 januari 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 17 januari 2013 door de raad op 20 januari 2012 dag per fax ontvangen en op 22 januari 2013 per gewone post ontvangen, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 februari 2014 in aanwezigheid van klaagster en de haar gemachtigde, de heer G. alsmede verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster d.d. 17 januari 2013 met bijlage.

1.6    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerders een deel van hun werkzaamheden ten onrechte in rekening hebben gebracht aan de echtgenoot van klaagster en hun declaraties ten onrechte hebben verrekend met tegoeden van de echtgenoot van klaagster die op de derdenrekening van het kantoor van verweerders zijn gestort door een derde.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat de echtgenoot van klaagster akkoord was met verrekening van alle declaraties van verweerders (inclusief die betreffende echtscheidingszaak) met het schikkingsbedrag dat op de derdenrekening van het kantoor van verweerders was gestort betreffende de zaak tegen mr. T. In die zaak was  € 75.000,00 betaald ten behoeve van de echtgenoot van klaagsters. Destijds was de echtgenoot van klaagster niet in staat stappen te ondernemen tegen de verrekening door zijn verslechterende lichamelijke toestand. Voorts heeft de voorzitter zich te veel laten leiden door het standpunt van verweerders en ten onrechte geoordeeld dat de echtgenoot van klaagster geen bezwaar heeft gemaakt tegen de (te veel) in rekening gebrachte werkzaamheden.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerders zijn van mening dat de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust juist is. Gebleken is dat de echtgenoot van klaagster heeft ingestemd met de verrekening. Beide verweerders hebben heel veel tijd aan de zaken van de echtgenoot van klaagster besteed en geen onnodige werkzaamheden in rekening gebracht. Bovendien hebben zij geheel onverplicht ermee ingestemd dat hun declaraties niet binnen de gebruikelijke termijn werden betaald maar pas veel later. Voor het overige wordt verwezen naar de schriftelijke stukken van de onderhavige klachtzaak.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter tot een juiste beslissing is gekomen. Immers ook in verzet is wel gesteld, maar niet gebleken, dat de echtgenoot van klaagster op enig moment niet akkoord is gegaan met de door verweerders voorgestelde verrekening. Uit de correspondentie en m.n. de brieven van verweerder sub 2 van 19 en 25 januari 2011 aan de echtgenoot van klaagster, als geciteerd in de voorzittersbeslissing, blijkt dat deze akkoord ging met verrekening. Het feit dat de echtgenoot van klaagster onmiddellijk daarna heeft gevraagd het restant aan hem over te maken betekent niet dat hij niet akkoord ging met verrekening.

5.2    Ook het gestelde ten aanzien van het ten onrechte in rekening brengen van werkzaamheden is niet komen vast te staan. In verzet is aangevoerd, onder andere in de brief van de gemachtigde van klaagster van 12 oktober 2011 aan verweerders dat het verloop van de procedures niet goed is geweest. Er zouden teveel werkzaamheden zijn verricht. Niet gebleken is, naar het oordeel van de raad, dat klaagsters echtgenoot daarover heeft geklaagd bij verweerders. Klaagster zelf heeft verzuimd concreet aan te geven welke werkzaamheden onnodig zijn verricht. De enkele opmerking dat teveel werkzaamheden, zonder succes, zijn verricht is onvoldoende onderbouwing van deze stelling.

5.3    De raad kan zich dan ook in de overwegingen en de beslissing van de voorzitter vinden.

5.4    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet dan ook niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.5    Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, G. Ham, N.H.M. Poort, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2014.

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.