Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:71

Zaaknummer

14-14

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen door verweerster en geen verstrekking van onjuiste informatie aan de rechtbank. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 februari 2014

in de zaak 14-14

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 22 januari 2014 met kenmerk RvT 13-0322/TRC/fd, door de raad ontvangen op 23 januari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klaagster is in 2008 verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. Haar ex-man werd in de procedure bijgestaan door verweerster. Het huwelijk is op 12 januari 2009 ontbonden.

1.3    Hangende de echtscheiding heeft verweerster, in verband met de vraag op basis van welk bruto jaarsalaris van de man de behoefte van klaagster moest worden vastgesteld, in een brief van 14 augustus 2008 aan de advocaat van klaagster geschreven:

“Uw cliënte heeft daarvan een borstvergroting en een lasercorrectie kunnen laten uitvoeren”.

1.4    Op 1 mei 2013 heeft de ex-man van klaagster zijn vaste baan verloren en in mei 2013 heeft tussen klaagster en haar ex-man rechtstreeks e-mailcontact plaatsgevonden. Het betrof het wijzigen van de partner- en de kinderalimentatie. Partijen spraken onderling af dat de partneralimentatie voor klaagster zou komen te vervallen met ingang van 1 juni 2013 en dat de man vanaf die datum een bedrag van EUR 1.350,- of 1.500,- per maand aan kinderalimentatie zou voldoen. Het uiteindelijke bedrag liet klaagster ter keuze aan haar ex-man. Vanaf 1 juni 2013 heeft hij EUR 1.350,- per maand aan kinderalimentatie betaald.

1.5    Op 19 augustus 2013 heeft verweerster financiële gegevens van klaagster bij de advocaat van klaagster opgevraagd. Op 1 september 2013 verviel het niet-wijzigingsbeding uit het echtscheidingsconvenant van 2 december 2008. Op 26 september 2013 heeft verweerster namens de ex-man van klaagster een verzoek tot wijziging van de partner- en kinderalimentatie ingediend. In punt 12 van het verzoekschrift schrijft zij onder meer:

“Vanaf juni 2013 is de man geïnitieerd door de vrouw volledig gestopt met het betalen van haar onderhoudsbijdrage en de kinderalimentatie blijven doorbetalen. De vrouw heeft daartegen nimmer geprotesteerd, zodat de man er op mocht vertrouwen dat de vrouw hiermee akkoord is gegaan. Verder valt uit deze gang van zaken af te leiden dat de vrouw – zonder rechterlijke tussenkomst – heeft ingezien dat haar onderhoudsbijdrage is komen te vervallen vanwege haar eigen verdiencapaciteit, de gedeelde zorg voor de kinderen en haar relatie met de heer [K]. De onderhoudsbijdrage voor de vrouw dient derhalve per 1 juni 2013 op nihil te worden gesteld”.

In het verzoekschrift van 26 september 2013 heeft verweerster niet expliciet verwezen naar de mailwisseling tussen klaagster en de man in mei 2013.

1.6    Op 11 oktober 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij zich grievend over klaagster zou hebben uitgelaten door onnodig naar de cosmetische ingrepen van klaagster te verwijzen in haar brief van 14 augustus 2008. Daarin staat over het inkomen van de man: “Uw cliënte heeft daarvan een borstvergroting en een lasercorrectie kunnen laten uitvoeren”. Daarnaast zou verweerster tijdens de onderhandelingen over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden hebben geopperd dat klaagster voor de cosmetische ingrepen aan de man zou moeten betalen.

b)    verweerster de rechtbank halve waarheden en leugens heeft voorgespiegeld door in het verzoekschrift wijziging partner- en kinderalimentatie van 26 september 2013 voorbij te gaan aan de haar welbekende, reeds gemaakte afspraken tussen klaagster en haar ex-man.

3    BEOORDELING

3.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

3.2    Het betreft hier een klacht gericht tegen de advocaat van klaagsters wederpartij. In dat geval heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.3    Bij de beoordeling van het eerste klachtonderdeel is de vraag of verweerster zich met haar brief van 14 augustus 2008 onnodig grievend heeft uitgelaten jegens klaagster. De voorzitter oordeelt dat dit niet het geval is. Daargelaten of de gewraakte uitlating als onwellevendheid heeft te gelden, is verweerster daarmee in elk geval niet buiten het hiervoor genoemde kader getreden. Daarbij telt dat die uitlating is gedaan in het kader van het toenmalige geschil tussen klaagster en haar ex-echtgenoot omtrent de omvang van diens inkomen, diens draagkracht en de financiële behoefte van klaagster.

3.4    Het tweede klachtonderdeel ziet op de vraag of verweerster buiten de grenzen van het toelaatbare is getreden door onjuiste informatie aan de rechtbank te verstrekken. Uit hetgeen verweerster heeft opgenomen in het verzoekschrift van 26 september 2013 valt niet te concluderen dat zij daarin feiten heeft geponeerd waarvan zij wist dat deze in strijd met de waarheid zijn. Zij heeft weliswaar geen volledige openheid van zaken gegeven door de e-mailwisseling tussen klaagster en diens ex-echtgenoot van mei 2013 niet in het geding te brengen, maar daartegenover staat wel dat zij in punt 12 van het verzoekschrift melding heeft gemaakt van de door klaagster geïnitieerde wijziging in de onderhoudsbijdrage. De plaatsvervangend voorzitter acht geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen aanwezig.

3.5    Derhalve dienen beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline verklaart

- klachtonderdeel a) en b) kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier op 17 februari 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten