Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:154
Zaaknummer
L 334 - 2013
Inhoudsindicatie
Dat klager het niet eens was met de door de advocaat voorgestane aanpak van de zaak betekent niet dat haar hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt, nu het klager zelf was die,door het blokkeren van het deskundigenbericht, verweerster niet in staat stelde het noodzakelijke bewijsmateriaal in de door hem gewenste procedure bij de deelgeschillenrechter in te brengen.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 30 juni 2014
in de zaak L 334-2013
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 29 oktober 2013 met kenmerk DOK 246, door de raad ontvangen op 30 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 mei 2014 in aanwezigheid van verweerster . Klager is ter zitting niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken dd. 29 oktober 2013, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft zich in oktober 2011 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in een letselschadezaak voortvloeiend uit een hem op 4 juni 2010 overkomen verkeersongeval. De zaak was voorheen in behandeling bij Letselschade Bureau X.
2.2 Verweerster heeft bij brief dd. 31 januari 2012 de wederpartij aangeschreven. De wederpartij stelde vraagtekens bij de causaliteit tussen de klachten van klager en het hem overkomen verkeersongeval. Verweerster heeft op 7 maart 2012 aan de wederpartij geschreven dat er, gelet op bekende pre-existente rugklachten, een orthopedisch deskundigenbericht noodzakelijk was. De wederpartij stemde op 27 maart 2012 hiermee in.
2.3 Verweerster heeft op 9 augustus 2012 het advies van haar medisch adviseur aan de wederpartij gezonden. Ten aanzien van het causaal verband bestond er een discrepantie tussen dit advies en het advies van de medisch adviseur van de wederpartij. Verweerster heeft de situatie van voor en na het ongeval aan de wederpartij kenbaar gemaakt. In verband met onduidelijkheid over het causaal verband ging de wederpartij niet over tot betaling van een voorschot aan klager.
2.4 Op 8 november 2012 vond een deskundigenonderzoek plaats. Op 4 februari 2013 is het deskundigenbericht aan klager toegezonden. De deskundige was tot het oordeel gekomen dat er sprake was van een chronisch pijnsyndroom na ongeval. Ten aanzien van de schouderklachten concludeerde de deskundige dat er sprake was van causaal verband met het ongeval, evenals ten aanzien van de klachten en beperkingen van de nek en rug. Ten aanzien van de overige klachten had de deskundige geen causaal verband met het ongeval geconstateerd. Klager heeft het deskundigenbericht op 5 februari 2013 geblokkeerd.
2.5 Verweerster heeft op 11 juni 2013 aan klager bericht de overeenkomst van opdracht wegens een gewichtige reden te beëindigen.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
1. zaken heeft verzwegen of verdraaid;
2. partijdig was voor de wederpartij;
3. niet alle correspondentie heeft doorgezonden aan klager en ook niet alle correspondentie heeft overgelegd bij het onderzoek door de deken;
4. klager onder druk heeft gezet, hoewel sprake was van een partijdig deskundigenbericht dat klager terecht heeft geblokkeerd;
5. afspraken niet nakwam;
6. geblokkeerde SGL-informatie heeft doorgeleid aan de wederpartij en klager heeft geadviseerd informatie over zijn eerder bestaande psychische klachten te verstrekken;
7. de overeenkomst van opdracht tussen klager en haar niet had mogen ontbinden.
4 VERWEER
4.1 Op grond van heersende jurisprudentie dient de wederpartij te worden geïnformeerd over bestaande relevante pre-existente klachten en beperkingen. Op grond hiervan heeft verweerster aan klager verzocht om een machtiging te ondertekenen voor het opvragen van informatie bij UWV en de behandelaar. Klager weigerde deze te tekenen. Klager wenste de zaak voor te leggen aan de deelgeschillenrechter. Verweerster heeft op 7 december 2012 toegezegd het verzoekschrift bij de deelgeschillenrechter te zullen indienen. Verweerster heeft klager voorgehouden dat het causaal verband wel moest komen vast te staan en dat het daarom beter was om het deskundigenbericht af te wachten, alvorens zich tot de rechter te wenden.
4.2 Verweerster heeft klager bericht dat een slachtoffer zijn schade dient te bewijzen. Daartoe is in een letselschadezaak een deskundigenbericht onontbeerlijk. Verweerster was ver gevorderd met het verzoekschrift deelgeschil. Zij was nog in afwachting van het deskundigenbericht, omdat daarmee het causaal verband tussen schade en ongeval vast zou staan. Verweerster heeft dit aan klager bericht.
4.3 Tijdens het gesprek op 18 februari 2013 bleek dat klager het deskundigenbericht zonder voorafgaand overleg met verweerster had geblokkeerd. Verweerster heeft klager geadviseerd de blokkade op te heffen. Het deskundigenbericht was niet slecht voor klager. Door de blokkade werd het niet aan de wederpartij verzonden en kon verweerster hierop niet namens klager reageren. Klager weigerde tot opheffing over te gaan. Klager bleef erop aandringen om de zaak aan de deelgeschillenrechter voor te leggen.
4.4 Verweerster heeft nimmer de waarheid verdraaid. Verweerster stond voor de belangen van klager, maar zij is niet bereid een procedure aanhangig te maken die bij voorbaat verloren is. Verweerster heeft klager uitgelegd waarom het deskundigenbericht voor hem niet slecht was. Zij heeft aan klager gemotiveerd te kennen gegeven dat zij niet verder kon met de zaak als de blokkade van het deskundigenbericht door klager niet werd opgeheven. Toen klager bleef weigeren de blokkade op te heffen heeft verweerster de overeenkomst van opdracht beëindigd.
5 BEOORDELING
5.1 Een advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om in overleg met zijn cliënt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt.
5.2 Verweerster heeft steeds met klager overleg gevoerd en hem geadviseerd ten aanzien van de aanpak van de zaak. Verweerster heeft gemotiveerd uiteengezet, waarom zij de door klager gemaakte keuzes niet verstandig vond. Dat klager het niet eens was met de door verweerster voorgestane aanpak van de zaak betekent niet dat verweerster hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Dat verweerster zaken heeft verzwegen of verdraaid is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken en door klager niet met concrete feiten aangetoond. De raad acht het begrijpelijk dat verweerster de excuusbrief van de voorgaande belangenbehartiger van klager aan hem niet relevant achtte voor de behandeling van de zaak van klager. Dat zij de ontvangst van deze brief met opzet heeft verzwegen is niet gebleken.
5.3 Verweerster heeft terecht gesteld dat de wederpartij dient te worden geïnformeerd over bestaande relevante pre-existente klachten. Dit betekent niet dat verweerster daarmee partijdig voor de wederpartij heeft opgetreden. Het was de taak van verweerster ervoor te zorgen dat het causaal verband tussen de door klager geleden schade en het hem overkomen verkeersongeval zou komen vast te staan. Hiervoor was van belang welke klachten en beperkingen voor en welke na het ongeval bij klager aanwezig waren. Verweerster heeft dit uitvoerig en gemotiveerd aan de wederpartij weergegeven. Nu de wederpartij het casusaal verband in twijfel trok, was het, om tot vaststelling daarvan te kunnen komen, noodzakelijk dat een deskundigenbericht zou worden opgesteld. De wederpartij is hiermee akkoord gegaan, waarna het deskundigenbericht tot stand is gekomen.
5.4 De raad volgt klager niet in zijn stelling dat het deskundigenbericht partijdig voor de wederpartij was. Het deskundigenbericht was deels positief voor klager. In het deskundigenbericht werd immers voor een groot gedeelte van de klachten tot een causaal verband met het verkeersongeval geconcludeerd. Het is dan ook begrijpelijk dat verweerster klager adviseerde om de blokkade op het deskundigenbericht op te heffen, aangezien zij dit nodig achtte om in de deelgeschillenprocedure een positief resultaat voor klager te bereiken. In dat licht bezien was het begrijpelijk dat verweerster met het indienen van het verzoekschrift in de deelgeschillenprocedure heeft willen wachten totdat het deskundigenbericht beschikbaar was, en toen klager weigerde de door hem zonder overleg met verweerster ingestelde blokkade op te heffen, niet meer bereid was deze procedure aanhangig te maken. Klager verwijt verweerster ten onrechte dat zij zich niet aan de afspraak heeft gehouden om de zaak aan de deelgeschillenrechter voor te leggen, nu het klager zelf was die verweerster niet in staat stelde het daarvoor het noodzakelijk bewijsmateriaal in die procedure in te brengen.
5.5 Niet verweerster docht de voorgaande belangenbehartiger heeft de SGL-informatie aan de wederpartij doorgeleid, zodat dit onderdeel van de klacht feitelijk ongegrond is. Voor het overige heeft verweerster op goede gronden geadviseerd om informatie over zijn eerder bestaande psychische klachten aan de wederpartij te verstrekken.
5.6 Voor een advocaat is het bestaan van een wederzijdse vertrouwensrelatie essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening en dat brengt met zich mee dat ieder der partijen de vrijheid moet hebben een einde te maken aan de relatie. Het ontbreken van de vereiste vertrouwensrelatie moet dan ook worden aangemerkt als een gewichtige reden tot beëindiging van de opdracht. Nu klager weigerde over te gaan tot het opheffen van de blokkade van het deskundigenbericht en verweerster van mening was dat klager zonder dit deskundigenbericht geen kans van slagen had in de procedure bij de deelgeschillenrechter, restte haar geen andere mogelijkheid dan de overeenkomst van opdracht met klager te beëindigen. Verweerster heeft de relatie met klager niet op een ongelegen moment beëindigd, noch de belangen van klager nodeloos geschaad. Het stond klager vrij zich tot een andere advocaat te wenden met het verzoek de door hem gewenste procedure aanhangig te maken.
5.7 De raad zal de klacht op grond van al het bovenstaande in alle onderdelen ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door , mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 1 juli 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door
- klager
- de deken van de orde van advocaten te Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl