Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:25

Zaaknummer

OB 324 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft zich om advies gewend tot de deken, maar heeft dat advies niet afgewacht en is zelfs nadat het advies was gegeven, voortgegaan met het ontraden handelen. Verweerder is betrokken geweest bij het strafrechtelijk laakbare handelen van zijn cliënt.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond. Voorwaardelijke schorsing van drie maanden.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van 24 februari 2014

     in de zaak OB324-2013

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

deken

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 10 oktober 2013 met kenmerk nr. 48|13|172K, door de raad ontvangen op 16 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant zijn bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2      De griffier van de raad heeft verweerder en de deken bij brief van 22 oktober 2013 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het bezwaar van de deken op 16 december 2013, waarbij verweerder in de gelegenheid werd gesteld tot uiterlijk 14 dagen voor de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken.

 

1.3      Het bezwaar van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2013 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

 

-       De brief van de deken d.d. 10 oktober 2013 met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Op 2 juli 2013 heeft de heer G. te Groningen aangifte gedaan van diefstal van een motorboot. Op 30 juli 2013 werd de aangever gebeld door een man die hem mededeelde dat de boot te koop was aangeboden door de heer T. uit Maastricht. De aangever heeft daarop contact opgenomen met de politie, die het mobiele telefoonnummer van de man die had gebeld heeft nagetrokken. Op verzoek van de officier van justitie is het pseudokoopteam ingezet.

 

2.2      Op 31 juli 2013 werd de aangever opnieuw gebeld door een onbekende man, waarna de bemiddeling werd overgenomen door verweerder. Op diezelfde dag omstreeks 16.20 uur heeft verweerder met de aangever telefonisch contact opgenomen, waarbij hij aangaf namens zijn cliënt te bellen, omdat deze buiten schot wilde blijven. Verweerder heeft de aangever verzocht om naar ’s-Hertogenbosch te komen om aan hem een geldbedrag te overhandigen. Vervolgens zou verweerder aanwijzen waar de boot lag.

 

2.3      Eveneens op 31 juli 2013 heeft verweerder contact opgenomen met de fungerend waarnemend deken, teneinde advies te vragen over de kwestie. De fungerend waarnemend deken heeft verweerder te kennen gegeven over de casus te willen nadenken en de volgende dag zijn advies te zullen geven. Op 1 augustus 2013 heeft de fungerend waarnemend deken een negatief advies gegeven aan verweerder.Verweerder had evenwel, voordat hij het advies van de fungerend waarnemend deken had ontvangen, reeds zijn medewerking verleend aan de transactie waarvoor hij advies had gevraagd.

 

2.4      In weerwil van het negatieve advies van fungerend waarnemend deken heeft verweerder zijn bemoeienissen met de zaak voortgezet. Verweerder heeft een aantal malen telefonisch contact gehad met de schoonzoon van de aangever, althans een persoon die zich als zodanig voordeed, onder andere over de hoogte van het te betalen bedrag. Uiteindelijk is overeenstemming bereikt over een bedrag van € 5.500,-- en is op 2 augustus 2013 afgesproken dat de schoonzoon van de aangever op 3 augustus 2013 op het kantoor van verweerder zou verschijnen.

 

2.5      Nadat deze afspraken waren gemaakt heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met een hem bekende officier van justitie en heeft hij deze op de hoogte gebracht van de gemaakte afspraken.

 

2.6      Op 3 augustus 2013 zijn de aangever en zijn schoonzoon op verweerders kantoor verschenen, alwaar het bedrag van € 5.500,-- aan verweerder is overhandigd. Vervolgens is verweerder met de aangever en zijn schoonzoon naar de met zijn cliënt afgesproken plek gereden, zodat hij kon aanwijzen waar de boot lag. Daar aangekomen is verweerder door de politie aangehouden.

 

2.7      Verweerder is strafrechtelijk vervolgd en gedagvaard om te verschijnen voor de politierechter te Groningen.

 

 

3          BEZWAAR

 

3.1     Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordathij:

                        1.    zich om advies heeft gewend tot de fungerend waarnemend deken,maar dat advies niet heeft afgewacht en zelfs nadat het advies is gegeven, is voortgegaan met het ontraden handelen;

                        2.    zich in vereniging met een cliënt schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.

 

4          VERWEER

 

4.1     Onderdeel 1

Verweerder heeft erkend dat hij zich om advies heeft gewend tot de fungerend waarnemend deken, maar dat advies niet heeft afgewacht en, nadat het advies was gegeven, is voortgegaan met het ontraden handelen.Omdat de schoonzoon van de aangever vertelde dat de aangever enorm leed onder de situatie is verweerder, ondanks het negatieve advies, doorgegaan met de bemiddeling.

 

4.2    Onderdeel 2

Verweerder heeft erkend een fout te hebben gemaakt door op verzoek van zijn cliënt te bemiddelen tussen zijn cliënt en de rechtmatige eigenaar van de boot en de eigenaar van de boot een geldbedrag te laten betalen in ruil voor teruggave van de boot. Verweerder heeft aangegeven naïef te zijn geweest.

         

5          BEOORDELING

 

5.1     Onderdeel 1

Verweerder heeft erkend dat hij zich voor advies heeft gewend tot de fungerend waarnemend deken, maar dat advies niet heeft afgewacht alvorens een aanvang te maken met de bemiddeling tussen zijn cliënt en de rechtmatige eigenaar van de boot. Voorts heeft verweerder erkend dat hij, nadat de fungerend waarnemend deken een negatief advies had uitgebracht, is voortgegaan met de bemiddeling.

              5.2     De raad is van oordeel dat verweerder aldus niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Het verweer van verweerder dat hij medelijden had met de rechtmatige eigenaar van de boot, maakt dit niet anders. Het eerste onderdeel van het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

              5.3     Onderdeel 2

                        Verweerder heeft erkend dat hij betrokken is geweest bij het (naar hem later pas bleek) strafrechtelijk laakbare handelen van zijn cliënt. Ook het tweede onderdeel van het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

 

6          MAATREGEL

 

6.1     Mede in aanmerking genomen dat verweerder nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, is de raad van oordeel dat een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden passend en geboden is.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het bezwaar in beide onderdelen gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden, met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op twee jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

 

 

Aldus gegeven door mr.J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, M.B.Ph. Geeraedts, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2014.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 februari 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-         verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl