Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:392
Zaaknummer
14-194
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat wordt ingediend bijna 3,5 jaar nadat de rechtsbijstand is beëindigd. Voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop.
Uitspraak
Beslissing van 29 december 2014
in de zaak 14-194
naar aanleiding van de klacht van:
De heer [naam]
[adres]
klager
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 1 december 2014 met kenmerk K 13/16 door de raad ontvangen op 2 december 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de in deze brief beschreven inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 25.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerster heeft klager in de periode 2004 tot eind 2009 als advocaat bijgestaan. In eerste instantie was dat in een verzekeringskwestie en daarna in het geschil dat klager had met zijn broer en zus over de afwikkeling van de nalatenschap van de ouders van klager. De ouders van klager zijn in 2004 overleden. De nalatenschap van de ouders van klager was negatief.
1.3 In het geschil tussen klager en zijn broer en zus speelde de vraag of klager de nalatenschap van zijn ouders, althans van zijn vader, zuiver dan wel beneficiair zou hebben aanvaard een belangrijke rol.
1.4 Op 10 november 2009 heeft het gerechtshof Arnhem het vonnis waarin de rechtbank had geoordeeld dat klager de erfenis al in de beginfase, kort na het overlijden van zijn vader op 24 november 2004, zuiver had aanvaard (toen hij in deze kwestie nog niet werd bijgestaan door verweerster), bekrachtigd.
1.5 Al voor deze uitspraak van het hof, bij brief van 28 augustus 2009, heeft klager verweerster bericht dat hij van oordeel is dat zij beroepsfouten heeft gemaakt en heeft hij verweerster aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van deze beroepsfouten heeft geleden en nog zal lijden.
1.6 Kort daarna heeft klager zijn rechtsbijstandsverzekeraar, Arag, ingeschakeld. Bij brief van 3 februari 2011 aan verweerster heeft Arag de aansprakelijkstelling herhaald.
1.7 In juli 2012 is door verweerster en Arag gecorrespondeerd over de mogelijkheid om een schikking te treffen.
1.8 Bij brief van 23 januari 2013 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) te weigeren de dossiers in de zaken die zij heeft behartigd voor klager aan hem te overhandigen, één en ander waarschijnlijk met de bedoeling om te voorkomen dat door verweerster gemaakte beroepsfouten aan het licht komen;
b) de zaak die zij voor klager heeft behandeld onvoldoende deskundig te behandelen, als gevolg waarvan klager schade heeft geleden;
c) door niet te onderkennen dat klager de nalatenschap al op 16 mei 2005 beneficiair had aanvaard en door klager onjuist te adviseren.
2.2 Klager stelt zich op het standpunt dat de beroepsfouten die verweerster heeft gemaakt eruit bestaan dat zij een kort gedingdagvaarding heeft uitgebracht en heeft verzuimd klager erop te wijzen dat het uitbrengen van de dagvaarding tot gevolg zou hebben dat de nalatenschap zuiver werd aanvaard.
2.3 Verder stelt klager dat verweerster hem ten onrechte heeft meegedeeld dat hij dwangsommen niet hoefde te betalen en dat de rechtsbijstandsverzekeraar van klager, Arag, de kosten van rechtsbijstand zou betalen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster geeft aan dat het voor haar moeilijk is om gedetailleerd te reageren op de beschuldigingen van klager omdat zij niet meer beschikt over het dossier en omdat de feiten waarover geklaagd wordt al lang geleden hebben plaatsgevonden, namelijk in de periode 2004 tot eind 2009.
3.2 Zij bestrijdt ten stelligste dat zij beroepsfouten heeft gemaakt. Het is onjuist dat zij weigert de dossiers aan klager te overhandigen. Zij kan de dossiers niet aan klager overhandigen omdat zij niet meer beschikt over de dossiers. Het ene dossier is door klager opgehaald in december 2009 en het andere dossier is tijdens haar zwangerschapsverlof door haar kantoor naar een cassatieadvocaat gestuurd op verzoek van klager. Dat dossier is niet aan verweerster teruggezonden door de cassatieadvocaat omdat klager inmiddels een andere advocaat had ingeschakeld aan wie het dossier toen is gezonden.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.
4.2 Nu de feiten waarover wordt geklaagd geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden zal de voorzitter eerst de ontvankelijkheid van de klacht beoordelen.
4.3 In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van de vraag of de klacht ontvankelijk is moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd.
4.4 In het algemeen geldt - volgens de jurisprudentie van het hof van discipline - dat als een klacht bij de deken is binnengekomen binnen een termijn van drie jaren nadat het feit waarover wordt geklaagd zich heeft voorgedaan en de klager kennis heeft gekregen van de door hem klachtwaardig geachte handelwijze dan wel met de consequenties daarvan bekend is geworden, de redelijke termijn niet geschonden wordt geacht. Na drie jaren gaat het belang van de advocaat bij toepassing van het beginsel van de rechtszekerheid zwaarder wegen.
4.5 Dat past ook in de lijn van het Wetsvoorstel tot aanpassing van de Advocatenwet (nr. 32 382, dat ook door de Eerste Kamer is aangenomen en dat op 1 januari 2015 wet zal worden). In dit voorstel wordt in een nieuw artikel 46 g Advocatenwet bepaald dat een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien deze wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden, verloopt de termijn voor het indienen van een klaagschrift een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
4.6 In het onderhavige geval heeft klager verweerster bij brief van 28 augustus 2009 aansprakelijk gesteld voor de schade die hij stelt geleden te hebben als gevolg van het handelen van verweerster. In dezelfde brief schrijft klager verweerster: “In de toekomst zal daarnaast een klacht worden ingediend betreffende de wijze waarop u mij de afgelopen vier en half jaar hebt vertegenwoordigd”. De onderhavige klacht is door klager echter pas op 23 januari 2013 (op de juiste wijze) bij de deken ingediend, derhalve drie jaar en bijna 5 maanden later.
4.7 Klager heeft geen gronden aangevoerd die ertoe zouden kunnen leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De klacht is derhalve kennelijk niet ontvankelijk in alle onderdelen.
BESLISSING
Wijst de klacht af.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 29 december 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 29 december 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:
• klager
en per gewone post aan:
• verweerster
• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten