Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:325

Zaaknummer

L 204 - 2014

Inhoudsindicatie

Niet blijkt dat verweerder klager expliciet heeft laten weten dat hij het betreffende deskundigenrapport niet in de hem toegezonden vorm zou indienen, dan wel hem heeft verzocht om een volledig ondertekende rapportage toe te zenden, terwijl het belang dat klager daaraan hechtte voor verweerder wel kenbaar was. Verweerder treft ter zake een tuchtrechtelijk verwijt.

Inhoudsindicatie

Dat verweerder niet tot dagvaarding is overgegaan, zoals tussen klager en verweerder ten overstaan van de deken was afgesproken, valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Verweerder verhindert daarmee tevens dat de deken de hem opgedragen taken effectief kan uitoefenen.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; berisping

Uitspraak

Beslissing van 15 december 2014

in de zaak L 204-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

                     

     

 

     klager

 

 

                      tegen:

 

 

                       

                      

 

                      verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

 

1.1      Bij brief aan de raad van 11 augustus 2014 met kenmerk DOK 7192, door de raad ontvangen op 12 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     Het klachtdossier;

-     Een brief van verweerder d.d. 17 oktober 2014 met bijlagen, door de raad   

     ontvangen op 20 oktober 2014;

-     Een brief van de deken d.d. 22 januari 2014 aan verweerder en klager

 

De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende, door klager ter zitting overgelegde stukken:

-     een drietal e-mails van klager aan verweerder van respectievelijk 13 juni 2013, 16 juni 2013 en 17 juni 2013 (met bijlage);

-     een e-mail d.d. 18 juni 2013 van A. aan klager;

-     een e-mail d.d. 16 juni 2013 van klager B..

 

 

2          FEITEN

 

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

 

2.2      Klager heeft in november 2012 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken van het toenmalige arrondissement Maastricht. Het verwijt betrof niet voortvarend handelen van verweerder. Na bemiddeling door de deken, resulterend in op 21 januari 2014 gemaakte afspraken tussen partijen heeft de deken het dossier gesloten. De deken heeft de afspraken in een brief aan partijen d.d. 22 januari 2014 bevestigd.  Op 28 mei 2014 vond een tweede mondelinge behandeling plaats ten overstaan van de deken omdat klager verweerder verweet de afspraken van 21 januari 2014 niet te zijn nagekomen. De uitkomst van laatst vermelde bemiddelingspoging legde de deken vast in een brief aan partijen d.d. 2 juni 2014. Onder meer werd afgesproken dat klager aan de deken zou toezenden een verzendbewijs van diens e-mail aan verweerder d.d. 16 juni 2013. Op 2 juni 2014 heeft klager de deken een e-mail verzonden met betrekking tot het bovengenoemde verzochte bewijs. Bij brief d.d. 3 juni 2014 heeft de deken deze e-mail aan verweerder doorgezonden en hem verzocht om hierop binnen 14 dagen te reageren. Verweerder heeft hierop niet geantwoord. Bij brief d.d. 25 juni 2014 heeft klager de deken verzocht om de klacht door te zenden naar de raad.

 

 

3          klacht

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet:

 

Verweerder is nalatig in het nakomen van de afspraken van 21 januari 2014 ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de deken gemaakt en heeft tevens verzuimd de rapportage van A. in het geding te brengen ondanks uitdrukkelijk verzoek van klager.

 

4          VERWEER

4.1      Nadat de afspraken bij de deken op 21 januari 2014 waren gemaakt, bleek in een zaak van klager tegen het C., de uitspraak negatief uit te vallen. Klager betichtte verweerder vervolgens van allerlei misstanden en stelde verweerder aansprakelijk, waarbij hij als oorzaak aanwees dat verweerder een stuk van A. niet had overgelegd bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het betreffende stuk was echter niet van doorslaggevende betekenis aangezien het niet was voorzien van naam, adres en ondertekening en A. is bovendien tijdens de behandeling van de zaak gehoord. Gelet op de eerder zeer coulante behandeling van klager en de vele uren die in zijn zaken zijn besteed, is dit bij verweerder totaal verkeerd gevallen. Het ware beter geweest als verweerder eerder had gereageerd.

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Een advocaat dient belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten. Verweerder heeft, met betrekking tot klagers verwijt ter zake de rapportage van A., verwezen naar zijn brief aan klager d.d. 8 augustus 2013, welke als bijlage is gevoegd bij verweerders nagezonden brief d.d. 17 oktober 2014. De raad stelt vast dat verweerder daarin aan klager heeft bericht dat hij de rapportage van A. had ontvangen maar dat deze niet was ondertekend, noch van een datum was voorzien, hetgeen voor het gewicht van een dergelijke verklaring wel noodzakelijk is.  Niet blijkt dat verweerder klager expliciet heeft laten weten dat hij het betreffende rapport niet in de hem toegezonden vorm zou indienen of dat hij klager heeft verzocht om  hem een volledige ondertekende rapportage toe te zenden. Dit mocht, gelet op het belang dat klager daaraan hechtte, hetgeen voor verweerder kenbaar was, wel van hem worden verwacht. Verweerder treft ter zake een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klacht op dit onderdeel gegrond verklaren.

 

5.2      Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht overweegt de raad het volgende. Ter zitting heeft klager overgelegd de brief van de deken aan partijen d.d. 22 januari 2014 waarin de op 21 januari 2014 gemaakte afspraken zijn vervat. Hieruit blijkt dat verweerder in de zaak versus mevr. R een dagvaarding zou uitbrengen onder de voorwaarde dat klager zijn maandelijkse betaling ad € 50,00 zou continueren. Verweerder heeft niet betwist dat klager aan de voorwaarden heeft voldaan. Uit verweerders brief d.d. 17 oktober 2014 en het verhandelde ter zitting blijkt dat hij wellicht de bereidheid heeft en heeft gehad om tot dagvaarding over te gaan, maar niet dat hij dit ook heeft gedaan zoals was afgesproken. Evenmin blijkt dat verweerder, zoals eveneens op 21 januari 2014 afgesproken, binnen de gestelde termijn van 2 weken aan klager inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze het door klager aan verweerder betaalde bedrag van € 4500,- over de diverse zaken is verantwoord. Verweerder heeft tenslotte niet weersproken dat hij niet binnen de gestelde termijn van 2 weken heeft geantwoord op het verzoek van de deken om te reageren op klagers e-mail d.d. 2 juni 2014. Dit gedrag is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder verhindert daarmee dat de deken de hem opgedragen taken effectief kan uitoefenen en onttrekt zich aldus aan het dekenaal toezicht. De raad zal ook dit onderdeel van de klacht gegrond verklaren.

 

            MAATREGEL

In verweerder kan niet het vertrouwen worden gesteld dat van hem mag worden verwacht. De raad acht derhalve de maatregel van berisping passend en geboden.

 

 

7 .       BESLISSING

De raad van discipline:

 

Verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond en legt op de maatregel van berisping.

 

 

 

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman , voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter    

 

 

 

A.M.T.A. Verhagen                                                     M.I.J. Hegeman                                                                                                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager;

-        verweerder.

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg;

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  Limburg  

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.         Per post

 

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

 

Postbus 9679, 4801 LT Breda

 

b.         Bezorging

 

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

 

c.      Per fax

 

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl.