Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:259

Zaaknummer

115/13

Inhoudsindicatie

De vooriztter heeft terecht geoordeeld dat niet gebleken is dat bewust ten onrechte tijd in rekening is gebracht door de advocaat die de behandeling van de zaak van klager van een kantoorgenoot heeft overgenomen voor "inlezing" van het dossier. Eénmaal staat bij de tijdsbesteding "nultarief"  genoteerd en een andere maal is wel tijd in rekening gebracht. Niet onaannemelijk is dat dat werkzaamheden betreft die  tijdens de vakantie van de voormalige advocaat daadwerkelijk aan de zaak zijn besteed. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 4 juli 2014

in de zaak 115/13

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 oktober 2013 op de klacht van:

 

de besloten vennootschap [    ]

vertegenwoordiger de heer [    ]

klaagster

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 27 september 2013 met kenmerk 2013 KNN 032 A, door de raad ontvangen op 30 september 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 25 oktober 2013 heeft de  voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 november 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 20 november 2013, per fax verzonden heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van maandag 19 mei 2014 in aanwezigheid van  de heer M., namens klaagster, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d.  20 november 2013 ingediend.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

klaagster werd geconfronteerd met verweerder, als opvolger van een kantoorgenoot van verweerder en vervolgens nota’s ontving waarop onder andere de post ‘inlezing dossier’ voorkwam. Klaagster meent dat zij niet gehouden is de extra kosten in verband met de overname van haar zaak door verweerder, te betalen. Bovendien heeft verweerder de belangen van klaagster slecht behartigd. De communicatie met verweerder was slecht.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter voorbij is gegaan aan de stelling van klaagster dat kosten in rekening zijn gebracht voor ‘inlezing dossier’. Klaagster heeft dit wel degelijk nader onderbouwd. De voorzitter is overigens onvoldoende ingegaan op de argumenten van klaagster.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder voert aan dat klaagster niet ontvankelijk is omdat het verzetschrift te laat is ingediend. Op de kopie van het verzetschrift staat als datum van ontvangst ter griffie: 22 november 2013. Verweerder heeft zijn standpunt in de correspondentie met de deken weergegeven. Ter zitting voert verweerder aan dat klaagster had aangegeven niet verder te willen met zijn kantoorgenoot mr. B. Verweerder heeft aangeboden dat hij de zaak verder wilde behandelen en heeft geen tijd voor het inlezen van het dossier in rekening gebracht.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft geconstateerd dat het verzetschrift op 20 november 2013 per fax op de griffie is aangekomen. De stukken zijn echter tevens per gewone post en per aangetekende post verzonden. Die stukken zijn op 22 november 2013 op de griffie aangekomen. Nu het verzetschrift op 20 november 2013 per fax op de griffie is binnengekomen, is de raad van oordeel dat het verzet tijdig is ingesteld en dat klaagster ontvankelijk is in haar verzet.

5.2    Ten aanzien van de post ‘inlezing dossier’ is de raad van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat daarvoor ten onrechte tijd in rekening is gebracht. Vaststaat dat klaagster op 15 juni 2012  de samenwerking met de kantoorgenoot van verweerder heeft beëindigd. Uit de specificatie bij de nota van 4 juli 2012 blijkt dat verweerder op 15 juni 2012 één uur ter zake van ‘bestudering dossier’ in rekening heeft gebracht. Op de urenspecificatie staat op 18 juni 2012 ook één uur aan “bestudering dossier” genoteerd. Daarachter staat echter een uurtarief van 0 vermeld. Wellicht is per vergissing de tijd van 15 juni en van 18 juni 2012 wel in rekening gebracht. Ook is mogelijk dat deze tijd betrekking had op daadwerkelijk verrichte werkzaamheden tijdens de vakantie van de kantoorgenoot van verweerder. De raad ziet hierin echter geen bewust ten onrechte in rekening gebrachte kosten en acht dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad volgt dan ook de beslissing van de voorzitter op dit punt.

5.3    Ten aanzien van de communicatie stelt de raad vast dat klaagster van haar kant heeft gesteld dat de communicatie niet geheel goed verliep. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat zulks aan verweerder is te wijten. Ook op dit punt volgt de raad de beslissing van de voorzitter.

5.4    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.5    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. F. Klemann, L.J. van der Veen, G.J. van der Veer, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2014.

 

griffier                                                      voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.