Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:12

Zaaknummer

ZWB 385 - 2013

Inhoudsindicatie

Klacht is naar behoren en met voldoende voortvarendheid onderzocht.

Inhoudsindicatie

Beleidsvrijheid als deken niet overschreden.

Uitspraak

 

Beslissing van 14 januari 2014

in de zaak ZWB 385-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A.

 

klager

 

tegen:

 

B.

 

 

verweerder

 

 

Klager heeft zich bij de voorzitter van de raad beklaagd over het optreden van verweerder. De voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing dd. 29 januari 2013 verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant, teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in de artikelen 46 c, d en e van de advocatenwet omschreven.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 16 december 2013 met kenmerk K13-016 , door de raad ontvangen op 17 december 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klager heeft per e-mail dd. 9 maart 2012 bij verweerder in diens hoedanigheid van deken van de orde van advocaten drie klachtonderdelen tegen mr. X ingediend. De e-mail van klager is dezelfde dag aan mr X doorgestuurd, waarna mr X ook op dezelfde dag heeft gereageerd op de klachten van klager. Verweerder heeft zijn standpunt bij brief dd. 15 maart 2012 aan partijen kenbaar gemaakt.

1.2         Klager heeft op 11 en op 16 april 2012 aanvullende klachten bij verweerder ingediend. Deze zijn aan mr. X toegezonden. Mr. X heeft op 6 juni 2012 gereageerd, waarna verweerder op 12 juni 2012 een dekenstandpunt heeft geformuleerd.

1.3         Klager heeft op 14 juni 2012 aangegeven dat de klachten niet hoefden te worden doorgezonden aan de raad van discipline. Op 17 juli 2012 verzocht klager alsnog om doorzending. Verweerder heeft klager te kennen gegeven dat dit niet meer mogelijk was, omdat klager van de mogelijkheid tot doorzending van het klachtdossier aan de raad van discipline reeds afstand had gedaan.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.        verweerder in zijn hoedanigheid van deken slechts 3 van de 7 klachten tegen mr X heeft onderzocht;

2.        boven een brief aan mr X een verkeerde datum heeft vermeld;

3.        verweerder niet het complete dossier in de klachtzaak tegen mr X aan de raad van discipline heeft doorgezonden;

4.        verweerder bovenaan de aanbiedingsbrief aan de raad van discipline dd. 27 juli 2012 klacht vermeldt in plaats van klachten;

5.        In het dekenstandpunt staat vermeld dat mr X optrad als advocaat in een kort geding procedure, terwijl zij optrad in een hoger beroep procedure;

6.        in het dekenstandpunt van 15 maart 2012 stelt verweerder ten onrechte :nog daargelaten dat mij niet is gebleken dat er in deze zaak al een arrest is gewezen”, terwijl dit arrest al op 21 februari 2012 was gewezen;

7.        verweerder op de aanvullende klachten van klager dd. 11 en 16 april 2012 pas half juni 2012 een dekenstandpunt heeft ingenomen, terwijl hij op de klachten dd. 9 en 12 maart 2012 al op 15 maart 2012 een dekenstandpunt innam;

8.        verweerder in zijn brief dd. 15 mart 2012 over mevrouw S had, terwijl dit de heer S moest zijn;

9.        verweerder niets ondernam tegen het laten verstrijken van reactietermijnen door mr. X;

10.      verweerder in zijn advies brief dd. 15 maart 2012 niet ingaat op door klager aangedragen bewijs;

11.      verweerder klager niet heeft gevraagd om een identiteitsbewijs over te leggen;

12.      verweerder klager geen klachtenreglement heeft toegestuurd en ook geen ontvangstbevestiging van de klacht;

13.      verweerder klager niet in de gelegenheid heeft gesteld om te repliceren;

14.      Verweerder onvoldoende tijd heeft genomen om te komen tot een dekenstandpunt en daardoor onzorgvuldig heeft gehandeld;

15.      verweerder het dekenstandpunt niet gelijktijdig met verzending daarvan aan partijen aan de raad van discipline heeft toegezonden.

 

3.                VERWEER

    3.1         De eerste klacht van klager, ingediend op 9 maart 2012, had betrekking op drie klachtonderdelen. Ten aanzien van de overige aanvullende klachten heeft klager afgezien van doorzending aan de raad van discipline.

    3.2         Alle brieven zijn juist gedateerd. Indien daarin een vergissing mocht zijn begaan, levert dit geen tuchtrechtelijk verwijt op.

    3.3         Verweerder heeft alle stukken aan de raad van discipline toegezonden, behalve de stukken die door klager, nadat het dekenstandpunt aan hem was toegezonden, aan (het bureau van) verweerder zijn toegezonden. Deze stukken maakten geen deel uit van het dossier.

    3.4         Het gaat er om of alle klachtonderdelen inhoudelijk aan de orde zijn gekomen. Het maakt geen verschil of deze als een klacht met meerdere klachtonderdelen wordt aangeduid of als meerdere klachten.

    3.5         Voor de inhoud van de klacht maakt de vermelding of mr. X klager in een kort geding procedure dan wel in hoger beroep bijstond geen verschil;

    3.6         Het is verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat abusievelijk aan klager niet om een identiteitsbewijs is gevraagd en dat is verzuimd om een klachtreglement en een ontvangstbevestiging van de klacht toe te zenden. Klager heeft van deze onzorgvuldigheden geen nadeel geleden.

    3.7         Het behoort tot de beleidsvrijheid van de deken om klager al dan niet in de gelegenheid te stellen om te repliceren.

    3.8         Klager heeft in eerste instantie berust in het advies van de deken dd. 12 juni 2013 op de aanvullende klachten. Klager kan dan niet later alsnog vragen om doorzending van het dossier.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

   4.2        Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht voor advocaten heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, geldt het advocatentuchtrecht voor hem slechts in die zin dat, indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.3         Het was de taak van verweerder de klachten van klager tegen mr. X te onderzoeken en af te handelen. Verweerder heeft hoor en wederhoor toegepast en vervolgens in zijn brief van 15 maart 2012 zijn standpunt geformuleerd. Dat klager het niet eens was met dit standpunt betekent niet dat verweerder in zijn hoedanigheid van deken een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Ook de nadien ingediende aanvullende klachten zijn door verweerder onderzocht en afgehandeld als omschreven in de artikelen 46 c, d en e van de advocatenwet.

4.4         Verweerder heeft er zelf voor gekozen zijn klachten per verschillende e-mails aan de deken voor te leggen. Het valt verweerder derhalve niet te verwijten dat hij in zijn eerste dekenstandpunt alleen is ingegaan op de alstoen aan hem voorgelegde klachten. Het is de voorzitter overigens ambtshalve bekend dat de voorzitter in de klachtzaak van klager tegen mr X (bij de raad bekend onder H 200-2013) in zijn beslissing van 17 augustus 2012 is ingegaan op 7 klachtonderdelen, waaruit blijkt dat het onderzoek van de deken heeft geleid tot beoordeling van al deze klachtonderdelen. Het is de taak van een deken om de klacht te onderzoeken en vervolgens desgevraagd voor te leggen aan de raad van discipline. Het is weliswaar gebruikelijk dat een deken zijn standpunt aan partijen kenbaar maakt, maar het beoordelen van de inhoud van de klacht is voorbehouden aan de tuchtrechter. De deken is niet gehouden zich per klachtonderdeel uit te laten over de gegrondheid daarvan. Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerder de klachten overeenkomstig zijn taak heeft onderzocht en daarbij voldoende voortvarend te werk is gegaan. Het behoort tot de beleidsvrijheid van een deken om te bepalen of er nog een ronde voor repliek en dupliek wordt ingelast en of de stukken die nadat het dekenstandpunt is ingenomen aan hem zijn toegezonden al dan niet aan het dossier worden toegevoegd

4.5         De voorzitter komt op grond van al het bovenstaande tot het oordeel dat verweerder de beleidsvrijheid die hem als deken bij de behandeling van de klacht van klager tegen mr. X toekwam niet heeft overschreden, noch dat verweerder in diens hoedanigheid van deken anderszins het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Voor zover bij de behandeling van de klachten door verweerder slordigheden zijn opgetreden, zijn deze niet dusdanig dat sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De voorzitter zal de klacht daarom in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

 

BESLISSING

 

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 14 januari 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 januari 2014

 

per aangetekende en per gewone post en per e-mail ( evddrift@telfort.nl ) verzonden aan:

- klager

 

en per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

 Brabant.

 

 

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.