Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:246

Zaaknummer

14-059A

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft contact gezocht met de buren van klagers vriendin om na te gaan of de kinderen van zijn cliënte volgens afspraak op het adres van die vriendin verbleven. Klacht gegrond vanwege inbreuk op privacy van klager en het in strijd met gemaakte afspraken tussen partijen delen van de verblijfsplaats van de kinderen met derden. Klachtonderdeel over onjuiste mededelingen ongegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 15 september 2014

in de zaak 14-059A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 januari 2014 met kenmerk 40-13-1315, door de raad ontvangen op 28 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 juli 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de  stukken genummerd 1 t/m 9 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.

1.4 Partijen zijn door de griffie geïnformeerd dat de uitspraak - anders dan bij de mondelinge behandeling aan partijen medegedeeld - vandaag wordt gedaan.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld in een geschil over de omgangs-regeling ten aanzien van hun minderjarige kinderen. Klagers ex-partner wordt bijgestaan door verweerder. De ex-partner wilde niet meer dat de kinderen met klager omgang hadden omdat klager volgens haar geen woonadres had.

2.3 Tijdens een kortgedingzitting, die plaatsvond op 6 december 2013, hebben klager en zijn ex-partner een schikking getroffen. Overeengekomen werd dat klager op bepaalde dagen omgang met de kinderen zou hebben en dat hij op die dagen met de kinderen op het adres van zijn vriendin zou verblijven. Dat adres is ook in de schikking opgenomen. Overeengekomen werd verder dat de ex-partner zich niet naar dit adres zou begeven of zich daar zou ophouden en dat zij die verblijfplaats niet aan derden bekend zou maken.

2.4 De dag na het kort geding, een zaterdag, heeft verweerder ’s avonds de buren van het bewuste adres gebeld. Hij heeft aan de buurman in kwestie telefonisch (onder meer) medegedeeld dat er een schikking in een procedure was getroffen en dat op grond van die schikking drie blonde jongetjes bij zijn buurvrouw moesten zijn. Hij heeft gevraagd of de buurman die had gezien. De buurman heeft geantwoord dat hij die niet had gezien.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij de vriendin van klager en haar buren heeft gebeld en in het telefoongesprek met de buren vertrouwelijke en privacygevoelige informatie, die ter zitting achter gesloten deuren is besproken, met de buren heeft gedeeld; en

b) hij in het telefoongesprek met de buren onjuiste beweringen heeft gedaan, doordat hij zich tegenover hen als advocaat van klager zou hebben en zou hebben gesteld dat klager de in het proces-verbaal gemaakte afspraken niet zou zijn nagekomen.

4 BEOORDELING

4.1 De raad zal de klachtonderdelen in het navolgende afzonderlijk beoordelen.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt het volgende. Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder op de bewuste avond heeft getracht om de vriendin van klager te bereiken, hetgeen niet is gelukt, en vervolgens een telefoongesprek met de buren van klagers vriendin heeft gevoerd. In dat telefoongesprek heeft verweerder zich in ieder geval als advocaat  voorgesteld, heeft hij verwezen naar afspraken die in een procedure waren gemaakt over het verblijf van de kinderen van klager op het naburige adres en heeft hij bij de buren geïnformeerd naar de aanwezigheid van de kinderen op dat adres. Hij heeft zich bezorgd over de kinderen getoond tegenover de buurman.

4.3 Verweerder heeft aangevoerd dat hij heeft gehandeld uit persoonlijke bezorgd¬heid voor het welzijn van de kinderen. Zijn cliënte, aldus verweerder, had hem in een “soort van paniek” opgebeld en hem verteld dat klager niet met de kinderen op zwemles was verschenen die middag en dat klager zijn telefoon niet opnam. Zij was bang dat klager de kinderen iets had aange¬daan. Volgens verweerder heeft klager in het verleden fysiek geweld gebruikt tegen zijn cliënte en haar vader. Verweerder wilde niet dat de kinderen iets zou gebeuren terwijl hij iets had kunnen doen, zo heeft hij aangevoerd. Uiteindelijk is gebleken – zo heeft ook verweerder erkend – dat klager wel op zwemles was verschenen en dat de kinderen niet in gevaar zijn geweest.

4.4 De raad overweegt dat familiekwesties als de onderhavige bij uitstek privacygevoelig zijn. Om die reden worden dergelijke zaken in beginsel ook niet op een openbare zitting maar achter gesloten deuren behandeld. Hoewel een advocaat in beginsel slechts tegenover zijn eigen cliënt een geheim-houdings¬verplichting heeft, kan hij onder omstandigheden ook jegens de wederpartij tot geheimhouding van bepaalde feiten en omstandigheden gehouden zijn. Een dergelijk geval doet zich hier voor. Door tegenover een willekeurige derde, de buurman van de vriendin van klager, te melden dat klager in een procedure afspraken had gemaakt over de verblijfplaats van zijn kinderen en door bij die buurman te informeren of de kinderen wel op die afgesproken plaats waren, heeft verweerder een voor hem jegens klager geldende geheimhoudingsverplichting overschreden.

4.5 Hierbij neemt de raad naast de privacygevoeligheid van de verstrekte informatie in aanmerking dat een dag eerder op zitting was besproken dat klager vreesde door zijn ex-partner dan wel door derden in opdracht van zijn ex-partner te worden lastiggevallen in zijn persoonlijke domein. Naar klager onbetwist heeft gesteld, heeft hij ter zitting naar voren gebracht dat hij niet wilde dat zijn nieuwe vriendin en haar zoon ongevraagd betrokken zouden raken bij – wat hij noemt – het “ongewenste gedrag” van zijn ex-partner. Dit is de achtergrond van de nadere afspraken die ter zitting zijn gemaakt, hierboven aan het slot van 2.3 weergegeven. Verweerder had juist in het licht van die afspraken en de achtergrond daarvan zeer terughoudend moeten zijn met het – naar aanleiding van een paniekerig telefoontje van zijn cliënte – doen van navraag bij derden op de wijze als hij heeft gedaan. Verweerder is onvoldoende terughoudend geweest door op de betreffende zaterdagavond telefonisch contact te zoeken met de buren van klagers vriendin en de suggestie te wekken dat de kinderen bij klager en/of zijn vriendin in gevaar zouden kunnen zijn. Hij had ook niet een poging moeten doen om rechtstreeks in contact te treden met de vriendin van klager.

4.6 De door verweerder genoemde bezorgdheid voor het welzijn van de kinderen vormt geen rechtvaardiging voor deze handelwijze. Het is niet de taak van een advocaat in dit soort situaties door feitelijk optreden voor de belangen van zijn cliënt op te komen. Dat is een taak van de politie. Daarom kan de omstandigheid dat met het bestreden optreden van verweerder (mogelijk) een redelijk belang van zijn cliënte was gediend, hem niet baten. Verweerder had zijn cliënte naar de politie kunnen verwijzen of had contact met de advocaat van klager kunnen zoeken.

4.7 Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Klager neemt het verweerder in het bijzonder kwalijk dat hij zich in het telefoongesprek met de buren van klagers vriendin zou hebben voorgedaan als klagers advocaat. De buren zouden klagers vriendin de volgende dag hebben verteld dat zij door klagers advocaat waren gebeld.

4.9 Verweerder betwist echter dat hij zichzelf op die manier heeft aangekondigd en stelt dat hij juist heeft gezegd dat hij de advocaat van klagers ex-partner was. De raad kan niet vaststellen dat verweerder zich als de advocaat van klager heeft voorgesteld. Niet kan worden uitgesloten dat de buren verkeerd begrepen hebben met wie zij spraken.

4.10 De raad kan evenmin vaststellen dat verweerder tegen de buurman heeft gezegd dat klager gemaakte (in het proces-verbaal vastgelegde) afspraken niet zou zijn nagekomen. Het had op de weg van klager gelegen om die stelling – die verweerder heeft betwist – te onderbouwen. Dat heeft klager niet gedaan.

4.11 De juistheid van de feiten die klager aan klachtonderdeel b) ten grondslag heeft gelegd, kan de raad dus niet vaststellen. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

5 MAATREGEL

Mede in acht nemend dat verweerder ter zitting inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn gedrag, acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooij, E.M.J. van Nieuwenhuizen, J.H.P. Smeets, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 september 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld voor zover deze het ongegronde klachtonderdeel betreft door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

en voor zover deze het gegronde klachtonderdeel betreft door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post (NIEUW ADRES!)

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging (NIEUW ADRES!)

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda  .

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl