Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:265

Zaaknummer

14-078A

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Niet-ontvankelijk verzet vanwege overschrijding van de verzettermijn’.

Uitspraak

Beslissing van 7 oktober 2014

in de zaak 14-078A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 april 2014 op de klacht van:

Vereniging

Penvoerster:  mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 maart 2014 met kenmerk 4013-1082, door de raad ontvangen op 18 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 22 april 2014 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 april 2014 is verzonden aan klaagster.

1.3 Klaagster heeft bij verzetschrift, genaamd "pleitnota", gedateerd 6 mei 2014, door de raad in ongetekende vorm ontvangen op 8 mei 2014, verzet ingesteld tegen de beslissing tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Per mail van 8 mei 2014 heeft klaagster haar verzet nogmaals toegezonden aan de raad. Een door een bestuurslid van klaagster ondertekende versie van het verzetschrift is door de raad per post ontvangen op 9 mei 2014.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter, waarvan verzet, en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster gedateerd 6 mei 2014.

1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van 12 augustus 2014, in aanwezigheid van mevrouw Roeplall en de heer Lampe, beide namens klaagster. Daarbij is het standpunt van klaagster nader toegelicht aan de hand van een pleitnota (met bijlage).

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter niet tot kennelijk ongegrondverklaring van de klacht had mogen komen.

4 BEOORDELING

4.1 Vanwege de ontvangst van het verzetschrift op 8 en 9 mei 2014 zal de raad eerst beoordelen of klaagster ontvankelijk is in haar verzet. Ingevolge artikel 46h lid 1 Advocatenwet dient binnen 14 dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing van de voorzitter schriftelijk verzet te worden gedaan bij de raad. Dit voorschrift brengt mee dat het verzetschrift binnen die termijn door de raad moet zijn ontvangen.

4.2 Gelet op het feit dat het verzet op 8 mei 2014 is ingesteld (bij niet ondertekend verzetschrift) en op 9 mei 2014 bij een namens klaagster ondertekend verzetschrift, tegen de voorzittersbeslissing van 22 april 2014, is de termijn van 14 dagen zoals vastgelegd in artikel 46h Advocatenwet overschreden.

4.3 De raad heeft vervolgens te onderzoeken of sprake is van een verschoonbare overschrijding van de verzettermijn. De raad is van oordeel dat dit niet het geval is, nu uit het verzetschrift niet blijkt dat sprake zou zijn van zwaarwegende argumenten voor het te laat indienen van het verzetschrift en klaagster evenmin ter zitting dergelijke argumenten heeft aangevoerd.

4.4 Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter dient derhalve niet- ontvankelijk te worden verklaard, zodat de raad niet toekomt aan inhoudelijke beoordeling van het verzet.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M de Waal, voorzitter, mrs. K. Straathof, C. Wiggers, S. Wieberdink, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2014.

Griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.