Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:4

Zaaknummer

6792

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging ongegrondverklaring klachten over dienstverlening en declaratie.

Uitspraak

Beslissing van 17 januari 2014

in de zaak 6792

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam  (verder: de raad) van 16 april 2013, onder nummer 12-261A, aan partijen toegezonden op 16 april 2013, waarbij een klacht van klagers tegen verweerder ongegrond is verklaard. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA 4194.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 november 2013, waar klagers en verweerder samen met zijn gemachtigde zijn verschenen. Klagers hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) klagers gouden bergen heeft beloofd in de zaak C en dit niet heeft waargemaakt;

b) klagers niet heeft geïnformeerd over het feit dat rechtsbijstand door een advocaat niet verplicht is voor het indienen van klachten bij de Klachtencommissie en het Regionaal Tuchtcollege;

c) klagers ongevraagd heeft bijgestaan tijdens een hoorzitting bij de Klachtencommissie;

d) bij aanvang van de zaak A niet direct de medische dossiers van de moeder van klagers heeft opgevraagd;

e) een brief heeft geschreven aan de Klachtencommissie waarin hij de Klachtencommissie heeft bericht dat hij zich als advocaat van klagers heeft teruggetrokken en dat verdere correspondentie aan klaagster sub 1 diende te worden gericht;

f) zich op 7 december 2011 heeft teruggetrokken als advocaat van klagers in de zaak C en zich op  8 december 2011 heeft teruggetrokken als advocaat in de zaak A;

g) heeft verzuimd een nadere verklaring te verstrekken voor de inhoud van zijn e mail van 7 december 2011;

h) onredelijk heeft gedeclareerd door dubbele advocaatkosten in rekening te brengen voor de ongevraagde aanwezigheid van zijn kantoorgenote mr. H. tijdens een bespreking tussen hem en klagers op 30 november 2011. Voorts heeft verweerder telefoongesprekken met klagers onnodig gerekt.

3.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder naar de mening van klagers niet de zorg betracht jegens de cliënt in acht moet worden genomen, althans heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat betaamt.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft in de overwegingen 5.1 tot en met 5.16 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep, welk beroep het hof opvat als een verzoek de zaak opnieuw te beoordelen, heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.

5.2 De grieven van klagers tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam  van 16 april 2013, onder nummer 12-261A.

Aldus gewezen op 11 november 2013 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A. Minderhoud, P.T. Gründemann en G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2014.