Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:290

Zaaknummer

7261

Inhoudsindicatie

Geen bgroep mogelijk tegen beslissing van de raad waarin verzet tegen beslissing ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van

het Hof van Discipline

van 10 september 2014

in de zaak 7261

naar aanleiding van het hoger beroep:

klaagster

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

De plaatsvervangend voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage (verder: de raad) van 7 juli 2014, onder nummer R.4316/13.223, aan partijen toegezonden op 8 juli 2014, waarbij het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 17 september 2013 ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie, gedateerd 11 augustus 2014, waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 augustus 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    De plaatsvervangend voorzitter van het hof heeft voorts kennis genomen van de beslissing van de voorzitter van 13 september 2013 en het verzetschrift van klaagster van 26 september 2013, ontvangen door de griffie van de raad op 30 september 2013.

3    DE BEOORDELING

3.1        Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

3.2    Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klaagster niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.

    BESLISSING

De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline, op vorenvermelde gronden beslissende:

wijst af het door klaagster tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage van 7 juli 2014, zaaknummer R.4316/13.223, ingestelde hoger beroep