Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:417

Zaaknummer

08/14

Inhoudsindicatie

De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat de advocaat (van de wederpartij van klager) zich niet onnodig grievend heeft uitgelaten De advocaatvan de wederpartij is ook niet gehouden vooraf die wederpartij zijn pleitnota toe te zenden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 5 december 2014

in de zaak 08/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 12 maart 2014 op de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 12 februari 2014, door de raad ontvangen op 14 februari 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 12 maart 2014 heeft de  voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 maart 2014 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 22 maart 2014 door de raad ontvangen op 25 maart 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 oktober 2014 in aanwezigheid van de heer W.. Mr. K. heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 22 maart 2014.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten door te stellen dat klager zijn woning verhuurde en dat klager het financieel nog niet zo slecht had. Voorts heeft verweerster eerst nog ter zitting een pleitnota uitgereikt terwijl zij voldoende tijd had om deze enige dagen vóór het kort geding naar de advocaat van klager te sturen.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter alleen maar ingaat op de standpunten van verweerster. Bovendien is de klacht onvoldoende behandeld door de voorzitter. Voorts is de voorzitter voorbij gegaan aan een e-mailbericht van 24 januari 2014 waarin de huidige advocaat van klager bevestigt dat tijdens de behandeling van het kort geding verweerster heeft gezegd dat er geen sprake kon zijn van een financiële noodsituatie van klager omdat de woning werd verhuurd en klager over huurinkomsten beschikte.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft aangevoerd dat alle relevante informatie blijkt uit de brieven die zij in het kader van de klacht aan de deken heeft gestuurd.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter de juiste maatstaf heeft aangelegd en terecht heeft geoordeeld dat verweerster zich niet onnodig grievend heeft uitgelaten over klager. Verweerster heeft het standpunt van haar cliënte verwoord, hetgeen haar taak is. Zij mag tevens in beginsel afgaan op hetgeen zij van haar cliënte heeft vernomen. Ook het oordeel van de voorzitter omtrent het niet vooraf toezenden van de pleitnota aan de advocaat van klager is juist. De raad verenigt zich met dat oordeel. Door klager zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel moeten leiden dan die in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, H.J. Meijer, N.H.M. Poort, E.A.C. van de Wiel, leden en bijgestaan door mr.  D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2014.

 

griffier                                                                            voorzitter                            

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.