Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:214
Zaaknummer
14-109
Inhoudsindicatie
klacht tegen eigen advocaat wegens het ontijdig en onzorgvuldig neerleggen van de opdracht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 16 juli 2014
in de zaak 14-109
Mevrouw [naam]
[adres]
klaagster
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 8 juli 2014 met kenmerk RvT 14-0187 door de raad ontvangen op 9 juli 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de bij deze brief gevoegde inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 8.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft klaagster als opvolgend advocaat bijgestaan in een geschil tussen klaagster en Bureau Jeugdzorg betreffende de uithuisplaatsing van de minderjarige zoon van klaagster en de omgang tussen klaagster en haar zoon.
1.3 Verweerder heeft namens klaagster op 6 augustus 2013 hoger beroep aangetekend. De zitting bij het gerechtshof stond gepland voor 3 oktober 2013.
1.4 Bij e-mail van 19 september 2013 heeft verweerder klaagster meegedeeld dat hij zich per direct zou terugtrekken uit de zaak vanwege een onoverbrugbaar verschil van mening over de behandeling van de zaak en de als gevolg daarvan ontstane vertrouwensbreuk.
1.5 Bij brief van 19 september 2013 heeft verweerder het gerechtshof verzocht om een uitstel van de zitting van 3 oktober 2013 zodat klaagster in staat zou zijn om een andere advocaat te zoeken. Op 23 september 2013 heeft het gerechtshof verweerder laten weten dat dit verzoek was ingewilligd. Klaagster heeft op 23 september 2013 een opvolgend advocaat gevonden.
1.6 Bij brief van 8 februari 2014 heeft de klaagster de onderhavige klacht bij de deken ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich ontijdig terug te trekken terwijl een procedure bij het gerechtshof aanhangig was;
b) onjuiste beweringen te hebben gedaan.
2.2 Ter toelichting op klachtonderdeel b) heeft klaagster, onder meer, gesteld dat verweerder in zijn mail van 19 september 2013 aan haar beweerde dat klaagster geweigerd zou hebben om hem een rapport van de psycholoog te laten zien en dat klaagster hem (verweerder) ervan zou hebben beschuldigd contact te hebben gehad met de vader van haar zoon en de bijzonder curator van haar zoon. Deze beweringen kloppen niet.
3 VERWEER
3.1 Het verweer komt voor zover noodzakelijk bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.
ad klachtonderdeel a)
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de voorzitter dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.
4.3 Uit de stukken blijkt dat er meerdere verschillen van mening waren tussen klaagster en verweerder over de aanpak van de zaak. Een belangrijk verschil van mening handelde over een psychologisch rapport over klaagster en er was verschil van mening over het wel of niet aanhangig maken van een (tweede) kort gedingprocedure tegen Bureau Jeugdzorg.
4.4 Gelet op het voorgaande mocht verweerder de opdracht neerleggen. Verweerder heeft klaagster in zijn e-mail van 19 september 2013 bericht dat hij de opdracht neerlegde. Hij heeft klaagster geadviseerd om zo spoedig mogelijk een andere advocaat te zoeken. Voorts heeft hij diezelfde dag het gerechtshof verzocht om de zitting van 3 oktober 2013 uit te stellen. Dit uitstel is op 23 september 2013 verleend en klaagster heeft verweerder eveneens op 23 september 2013 laten weten dat zij een andere advocaat had gevonden. Gelet hierop heeft verweerder ruimschoots aan de in r.o.4.2 genoemde eisen voldaan en is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.
ad klachtonderdeel b)
4.5 Uit de stukken blijkt dat klaagster en verweerder op een aantal punten van mening verschillen over de inkleuring van bepaalde feiten. Op geen enkele wijze is echter gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
Wijst de klacht af in beide onderdelen.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 16 juli 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:
• klaagster
en per gewone post aan:
• verweerder
• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten