Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:208

Zaaknummer

R. 4570/14.155

Inhoudsindicatie

Klager heeft niet althans onvoldoende gemotiveerd waarom hij vier jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht. De rechtszekerheid voor verweerder weegt in casu zwaarder dan het maatschappelijk belang dat het handelen dan wel nalaten van verweerder tuchtrechtelijk wordt getoetst.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline, hierna de voorzitter,  heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 10 juli 2014 met kenmerk K076 2014, door de raad ontvangen op 10 juli 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft in de periode november 2008 tot en met december 2009 de belangen van klager en zijn voormalig echtgenote behartigd in het kader van de echtscheidingsprocedure.

1.2 Het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding is op 28 augustus 2009 door verweerder bij de Rechtbank ’s-Gravenhage ingediend met als bijlage het door partijen getekende echtscheidingsconvenant.

1.3 De echtscheidingsbeschikking van 2 december 2009 is op 14 december 2009 ingeschreven bij de registers van de burgerlijke stand.

1.4 Bij brief van 1 november 2013 heeft de gemachtigde van klager verweerder aansprakelijk gesteld wegens een beroepsfout.

1.5 Verweerder heeft bij brief van 17 januari 2014 de gestelde aansprakelijkheid  gemotiveerd afgewezen.

1.6 Bij brief van 11 maart 2014 heeft de gemachtigde van klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij niet de zorg in acht heeft genomen die hij jegens hem had behoren te betrachten en tekort is geschoten in het volledig informeren en adviseren van klager omtrent de afwikkeling van de echtscheiding. 

 

3. BEOORDELING

3.1 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2 Klager heeft niet althans onvoldoende gemotiveerd waarom hij vier jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht. De rechtszekerheid voor verweerder weegt in casu zwaarder dan het maatschappelijk belang dat het handelen dan wel nalaten van verweerder tuchtrechtelijk wordt getoetst.

3.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 28 juli 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 29 juli 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.