Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-09-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:252
Zaaknummer
14-140
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft mogen aanvoeren dat de woningstichting een spoedeisend belang had bij de ontruiming van klager ook al heeft zij klager, na het vonnis d.d. 18 januari 2012 waarbij zijn ontruiming is bevolen, tot 6 februari 2012 in de gelegenheid gesteld de woning te verlaten. De klacht is kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 1 september 2014
in de zaak 14-140
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
advocaat te [plaats]
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de
deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] van 13 augustus 2014 met kenmerk [….], door de raad ontvangen op 14 augustus 2014, en van de daarbij gevoegde stukken. Ook heeft de voorzitter van de raad kennisgenomen van de repliek van klager van 15 augustus 2014, door de raad ontvangen op 18 augustus 2014.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager huurde een woning. Omdat klager volgens de verhuurder overlast veroorzaakte voor omwonenden heeft de verhuurder zich tot verweerster gewend.
1.3 Namens de verhuurder heeft verweerster in kort geding de ontruiming van de door klager gehuurde woning gevorderd. Tevens heeft verweerster gevorderd dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard.
1.4 Op 3 of 4 januari 2012 – in de brief van de deken staat 3 januari 2012 en in de brief van klager staat 4 januari 2012 - heeft de mondelinge behandeling van het kort geding ten overstaan van de Kantonrechter plaatsgevonden.
1.5 Bij het vonnis van 18 januari 2012 heeft de Kantonrechter hetgeen de verhuurder gevorderd had toegewezen en bepaald dat klager binnen 5 dagen nadat het vonnis was gewezen zijn woning diende te verlaten.
1.6 Verweerster heeft klager tot 6 februari 2012 10.00 uur de tijd gegeven om de woning uit eigen beweging te verlaten.
1.7 Vervolgens heeft de deurwaarder bepaald dat de ontruiming van klager op 8 februari 2012 zou plaatsvinden.
1.8 Omdat klager de ontruiming wenste te voorkomen heeft hij zich tot een advocaat gewend, die spoedappel voor hem heeft ingesteld.
1.9 Het hof heeft bij wijze van tijdelijke voorziening de ontruiming van klager opgeschort tot en met 10 februari 2012 op welke datum de mondelinge behandeling van het spoedappel was bepaald.
1.10 Bij arrest van 21 februari 2012 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd waarna klager is ontruimd.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij het kort geding tot ontruiming van klager als spoedeisend heeft aangemerkt, terwijl er kennelijk geen spoedeisend belang was omdat verweerster en de verhuurder klager tot 8 februari 2012 de tijd hebben gegeven om te vertrekken.
Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:
2.2 Als er echt spoed was geweest bij zijn ontruiming zou verweerster hem niet tot 8 februari 2012 de tijd hebben gegeven om uit zijn woning te vertrekken.
2.3 Klager verwijt verweerster dat zij hem en de rechter heeft misleid en ongeloofwaardig heeft gehandeld.
3 VERWEER
3.1 De ontruiming van klager op 8 februari 2012 is niet door gegaan omdat de advocaat van klager spoedappel heeft ingesteld tegen het vonnis van 18 januari 2012 en het hof bij wijze van tijdelijke voorziening de ontruiming van klager heeft opgeschort.
3.2 Zij heeft de rechter en klager niet misleid.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.
4.2 Klager klaagt er over dat verweerster bij de kantonrechter heeft gesteld dat de verhuurder een spoedeisend belang had bij zijn ontruiming en daarom heeft verzocht de te bepalen voorziening uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, terwijl de verhuurder hem tot 6 februari 2012 de tijd heeft gegeven om de woning te verlaten waarna de deurwaarder op 8 februari 2012 tot ontruiming zou overgaan en dat verweerster aldus de kantonrechter en hem zou hebben misleid.
4.3 De voorzitter ziet niet in waarom verweerster, gezien het tijdsverloop tussen het vonnis van de kantonrechter van 18 januari 2012 en de datum waarop klager uiterlijk zijn woning moest hebben verlaten, de kantonrechter zou hebben misleid door te stellen dat de verhuurder een spoedeisend belang bij de ontruiming van klager heeft. Gezien het ingrijpende karakter van een ontruiming komt het tijdsverloop de voorzitter alleszins redelijk en gebruikelijk voor. Het hiervoor genoemde tijdsverloop doet niet af aan de spoedeisendheid van de ontruiming. De voorzitter is daarom van oordeel dat van ongeloofwaardig handelen en misleiding van de Kantonrechter geen sprake is.
4.4 Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, vermag de voorzitter niet in te zien waarom klager zelf zou zijn misleid doordat verweerster heeft gesteld dat de verhuurder een spoedeisend belang had bij zijn ontruiming.
4.5 Het hier voorgaande leidt tot het oordeel dat de klacht van klager tegen verweerster kennelijk ongegrond is.
BESLISSING
Wijst de klacht van klager tegen verweerster af.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. A. Huber als griffier op 1 september 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten