Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:138

Zaaknummer

35/13

Inhoudsindicatie

De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond was. Het betreft het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager, die een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goedduntk. Die vrijheid is niet onbeperkt. Zo mag een advocaat geen feiten poneren waarvan hij weet dat die onjuist zijn Daarvan is geen sprake geweest. De advocaat heeft de belangen van zijn cliënt verdedigd, hetgeen zijn taak is en mocht afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 mei 2014

in de zaak 35/13

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 april 2013 op de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 12 maart 2013 met kenmerk 1112/113, door de raad ontvangen op 13 maart 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 9 april 2013 heeft de  voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 11 april 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 15 april 2013, door de raad op dezelfde datum per e-mail ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 maart 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 15 april 2013.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder (kort samengevat) zich niet goed heeft laten informeren door zijn cliënt over de werkelijke gang van zaken waardoor verweerder onrechtmatig dan wel onethisch heeft gehandeld jegens klager.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de ruime mate van vrijheid die een advocaat van de wederpartij toekomt, in ethische zin nergens op slaat. Een advocaat mag immers niet de belangen van derden schaden. De voorzitter heeft daar onvoldoende acht op geslagen. Verweerder was op de hoogte van de gevolgen van het onterechte ontslag. Hij heeft de belangen van klager, als tegenpartij van zijn cliënt, onnodig en onevenredig geschaad.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder verwijst naar hetgeen hij in de schriftelijke stukken naar voren heeft gebracht. Destijds heeft hij klager verwezen naar een advocaat. Klager heeft ook contact gehad met die advocaat. Er zijn concepten uitgewisseld en er is gecorrespondeerd. Verweerder meent dat hij de grenzen van de hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager niet heeft overschreden.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad overweegt dat de voorzitter in zijn beslissing terecht in 4.5.heeft overwogen dat een advocaat partijdig is, dat wil zeggen dat hij de belangen van zijn cliënt dient te behartigen en niet de belangen van de wederpartij. Verder heeft de voorzitter overwogen dat aan de advocaat van die tegenpartij een ruime mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Uiteraard dient hij daarbij de grenzen van die vrijheid, zoals in de voorzittersbeslissing  in 4.2 overwogen, in acht te nemen. Slechts in uitzonderingsgevallen kan sprake zijn van overschrijding van de grenzen van die vrijheid. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat verweerder de grenzen van zijn vrijheid niet heeft overschreden. Niet gebleken is immers dat verweerder de belangen van klager onnodig en onevenredig heeft geschaad. Hij is afgegaan op hetgeen zijn cliënt hem meedeelde, dat is niet onethisch, maar zijn taak als advocaat.  Het feit dat klager het optreden van verweerder als bedreigend heeft ervaren is inherent aan de positie van de advocaat van de wederpartij als belangenbehartiger van die wederpartij. Dat betekent echter niet dat de advocaat van die wederpartij daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt. Bovendien en ten overvloede overweegt de raad dat klager ook is bijgestaan door een advocaat die hem heeft kunnen informeren over de rol van de advocaat. 

5.2    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet dan ook niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, G. Ham, N.H.M. Poort, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2014.

 

griffier                             voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.