Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:144

Zaaknummer

13-016NH

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Klacht tegen deken terecht kennelijk ongegrond bevonden.

Uitspraak

Beslissing van 10 juni 2014

in de zaak 13-016NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 februari 2013 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 22 januari 2013, door de raad ontvangen op 24 januari 2013, heeft de waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 19 februari 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 februari 2013 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 5 maart 2013 door de raad ontvangen op 5 maart 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 De behandeling van het verzet is aanvankelijk op verzoek van klager uitgesteld. Nadat de behandeling met instemming van klager was bepaald op 15 oktober 2013, heeft klager kort voor de zitting een verzoek tot wraking ingediend. Dit verzoek is bij beslissing van de raad van 14 januari 2014 ongegrond verklaard. Vervolgens is opnieuw een behandeling van het verzet bepaald.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 april 2014 in aanwezigheid van verweerder.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 5 maart 2013.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2 De voorzitter is volgens klager ten onrechte op een aantal onderdelen van zijn klacht niet ingegaan.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Voor zover de klacht ziet op formaliteiten, zoals ontvangstbevestiging van de klachtbrief alsmede de door de deken gehanteerde termijnen, overweegt de raad ten overvloede dat de deken een grote vrijheid toekomt in de inrichting van het door hem uit te voeren onderzoek en bij het bepalen van de reikwijdte ervan. Naar het oordeel van de raad is de deken daarbij ruimschoots gebleven binnen de grenzen van de Leidraad dekenale klachtbehandeling, zoals deze recent door het dekenberaad is vastgesteld. Bij brief van 12 juli 2012 aan klager heeft de deken gereageerd op diens klachtbrief van 9 juli 2012, waaruit klager kon opmaken dat zijn brief was ontvangen. Voorts heeft de deken de in de Leidraad dekenale klachtbehandeling genoemde termijnen voor reactie gehanteerd. Ten slotte wordt overwogen dat het op het moment van de klachtbehandeling door verweerder nog geen gebruik was om de klachtenregeling toe te zenden aan klagers.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, A. de Groot, H.C.M.J. Karskens, J.J. Trap, leden, bijgestaan door

mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2014.

Griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.