Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:290

Zaaknummer

R. 4393/13.300

Inhoudsindicatie

Klaagster heeft buiten de daartoe gestelde termijn nog een aantal maal aanvullende stukken aan de raad doen toekomen.  Gezien de ouderdom van de stukken moet klaagster hierover al veel langer hebben beschikt. Uit haar toelichting aangaande haar specifieke omstandigheden valt nog steeds niet af te leiden dat zij deze stukken niet eerder had kunnen overleggen. De raad acht klaagster met het buiten beschouwing laten van de latere stukken ook niet benadeeld. De stukken zullen dan ook niet worden meegenomen bij de beoordeling.

Inhoudsindicatie

De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.Verzet ongegrond

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 18 november 2013  met kenmerk K384 2013, aan de Raad van Discipline door de raad ontvangen op 19 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 3 december 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 4 december 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 14 december 2013, door de raad ontvangen op 16 december 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 6 oktober 2014 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich tot verweerster gewend met het verzoek haar belangen te behartigen en een verzoek op te stellen om getuigen te doen horen.

2.3 Verweerster heeft in januari 2012 een concept-verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor opgesteld en ter beoordeling aan klaagster doen toekomen.

2.4 Klaagster verwijt verweerster dat door het uitblijven van een reactie van verweerster termijnen verloren zijn gegaan. Voorts verwijt klaagster verweerster dat zij niet heeft gereageerd op klaagsters verzoek om haar dossier aan haar te retourneren.

 

3 VERZET

3.1 Klaagster heeft geen gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de klacht dan wel nieuwe klachtonderdelen naar voren gebracht die buiten het bestek van de beoordeling van de raad van het verzet vallen.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft naar voren gebracht dat zij door klaagster is verzocht een verzoek op te stellen om getuigen te horen. Verweerster heeft een concept verzoek opgesteld. Verweerster heeft voorts gesteld dat zij van klaagster maanden geen reactie heeft gehad op het concept. Na een aantal maanden is klaagster op het kantoor van verweerster geweest en heeft zij verweerster nadien een aantal faxen gestuurd met wijzigingen. Tijdens het laatste bezoek van klaagster op het kantoor van verweerster op 5 februari 2013, heeft verweerster haar meegedeeld op korte termijn geen tijd te hebben om de door klaagster verzochte wijzigingen te verwerken. Verweerster heeft gesteld dat zij daarbij niet een termijn heeft genoemd, waarbinnen zij dit wel voor klaagster kon regelen. Verweerster gaat ervan uit dat klaagster in haar klacht doelt op wettelijke termijnen en geeft aan dat er volgens haar geen sprake is van overschrijding van die termijnen.

4.2 Verweerster heeft meegedeeld dat klaagster het volledige dossier bij haar op kantoor kan ophalen. Verweerster heeft gesteld dat klaagster zelf in het bezit is van de originele stukken. Ter gelegenheid van de zitting heeft verweerster nog naar voren gebracht dat zij de processtukken met betrekking tot de procedure bij de Centrale Raad van Beroep per Falk-koerier aan klaagster heeft doen toekomen.

 

5 BEOORDELING

5.1 Klaagster heeft buiten de daartoe gestelde termijn nog een aantal malen aanvullende stukken aan de raad doen toekomen. De late toezending hangt volgens haar samen met haar persoonlijke toestand en medische situatie. Gezien de ouderdom van de stukken moet klaagster hierover al veel langer hebben beschikt. Uit haar toelichting aangaande haar specifieke omstandigheden valt nog steeds niet af te leiden dat zij deze stukken niet eerder had kunnen overleggen. De raad acht klaagster met het buiten beschouwing laten van de latere stukken ook niet benadeeld, nu de stukken gezien hun ouderdom geen direct verband kunnen houden met het verwijt dat klaagster verweerster maakt, namelijk het onvoldoende adequaat optreden in 2013 en dat thans ter beoordeling voorligt. De stukken zullen dan ook niet worden meegenomen bij de beoordeling.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is. Voor zover klaagster verweerster verwijt dat zij heeft geweigerd de processtukken van de kwestie bij de Centrale Raad van Beroep aan klaagster te geven, heeft verweerster ter gelegenheid van de zitting gesteld dat zij deze stukken per Falk-koerier aan klaagster heeft doen toekomen. Klaagster heeft ter zitting gesteld niets te hebben ontvangen. Op basis van het vorenstaande kan de raad de juistheid van dit verwijt niet vaststellen.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond en wijst het verzoek tot het horen van getuigen af.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en bij vervroeging uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.