Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:64

Zaaknummer

13-153

Inhoudsindicatie

Verzetszaak. Klacht over advocaat wederpartij die zich richting rechtbank had uitgelaten over de aanspraak van klager op gefinancierde rechtsbijstand. Klager acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar, maar volgens de raad heeft verweerster een plausibele verklaring gegeven voor de inhoud van haar brief aan de rechtbank. De belangen van klager zijn niet nodeloos geschaad.

Uitspraak

Beslissing van 10 maart 2014

in de zaak 13-153

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 juli 2013 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad 2 juli 2013 met kenmerk 13-0102/LB/sd, door de raad ontvangen op 3 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 23 juli 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 29 juli 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 1 augustus 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager, een fax van klager van 12 januari 2014 en een schriftelijke reactie van verweerster daarop waarvoor verweerster direct na de behandeling op 13 januari 2014 gelegenheid is gegeven.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Volgens klager had verweerster zich in haar brief van 17 april 2013 niet mogen uitlaten over de vraag of het al dan niet terecht was dat klager aanspraak maakte op gefinancierde rechtsbijstand, omdat deze vraag in het proces-verbaal van 22 maart 2013 niet aan de orde werd gesteld. Klager stelt dat de voorzitter dit in zijn beoordeling heeft miskend.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Terecht heeft de voorzitter gewezen op de ruime mate van vrijheid die een advocaat geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat verweerster een plausibele verklaring heeft gegeven voor de inhoud van haar brief van 17 april 2013 aan de Rechtbank en dat zij de belangen van klager daarmee niet nodeloos heeft geschaad.   

4.2    Kortom, naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. E. Bige, P.J.F.M. de Kerf, C.W.J. Okkerse, L.A.M.J. Pütz, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.