Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:176

Zaaknummer

R. 4324/13.231

Inhoudsindicatie

Klacht inzake belangenbehartiging in een geschil met een makelaar. Negatief advies van de advocaat ten aanzien van het nemen van bepaalde maatregelen. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 11 september 2013, door de raad ontvangen op 12 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 september 2013 heeft de (toen: plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 27 september 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 8 oktober 2013 door de raad ontvangen op 8 oktober 2013 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de (toen: plaatsvervangend) voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerster, die werd bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. N.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft een geschil over de hoogte van een nota van de door haar ingeschakelde makelaar voor de verkoop van haar woning.

2.3 Een kantoorgenoot van verweerster heeft klaagster afgeraden de zaak in behandeling te geven, aangezien de declaratie daarvoor mogelijk hoger zou uitvallen dan de nota van de makelaar met wie klaagster een geschil had.

2.4 Klaagster heeft vervolgens aangegeven een rechtsbijstandverzekering te hebben. Verweerster heeft de zaak van klaagster vervolgens aangenomen, nadat duidelijk was dat de rechtsbijstandverzekering van klaagster daarmee instemde.

2.5 Bij e-mail van 24 januari 2013 heeft verweerster klaagster geadviseerd de rekening van de makelaar te voldoen en heeft verweerster klaagster aangeboden met het incassokantoor te onderhandelen om tot gedeeltelijke creditering van de nota te komen.

2.6 De makelaar was niet bereid zijn nota gedeeltelijk te crediteren.

2.7 Bij e-mail van 19 april 2013 heeft verweerster nogmaals aan klaagster uiteengezet dat er naar haar mening geen zinvolle verweren tegen de nota van de makelaar konden worden aangevoerd.

2.8 Klaagster heeft bij e-mail van 6 juni 2013 een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2.9 In het verzet heeft klaagster haar bezwaren tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. Klaagster blijft van mening dat verweerster haar belangen niet goed heeft behartigd.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd. Verweerster heeft geen contact opgenomen met Funda om te achterhalen hoe lang de woning van klaagster niet zichtbaar is geweest op Funda, terwijl klaagster dit wel aan verweerster heeft gevraagd.

3.3 In het verzet heeft klaagster haar bezwaar tegen het handelen van verweerster gehandhaafd.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. In het verzet is niet gebleken van feiten of omstandigheden die nopen tot een andere beoordeling dan die van de plaatsvervangend voorzitter. Uit de door klaagster in het geding gebrachte stukken blijkt dat tussen haar en verweerster uitvoerig is gecommuniceerd over de behandeling van de zaak en de door verweerster gekozen aanpak. In het dossier zijn voorts geen aanknopingspunten te vinden voor het in de stukken van klaagster te lezen verwijt dat verweerster onredelijk veel heeft gedeclareerd.

5.3 Op grond van het voorgaande verenigt de raad zich met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat verzet ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.A. van Keulen, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 mei 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.