Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-08-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:315
Zaaknummer
88/13
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft niet de zorgvuldigheid betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt (artikel 48 lid 7 Advocatenwet; per abuis staat in de beslissing art.46 lid 7). Gebleken is dat verweerder bij herhaling toezeggingen heeft gedaan die hij niet is nagekomen en dat verweerder in het geheel geen uitvoering aan de aan hem gegeven opdracht heeft gegeven.
Inhoudsindicatie
De raad schorst verweerder mede gezien de reeds opgelegde disciplinaire maatregelen, voor een periode van twee maanden (onvoorwaardelijk).
Uitspraak
Beslissing van 22 augustus 2013
in de zaak 88/13
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw [ ]
klaagster
tegen:
mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 5 juli 2013 met kenmerk 2013 KNN 008, door de raad ontvangen op 26 juli 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juli 2014 in aanwezigheid van klaagster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Medio oktober 2011 heeft klaagster zich tot verweerder gewend met het verzoek haar belangen te behartigen in verband met een door haar gesloten leaseovereenkomst betreffende een BMW.
2.3 Bij brief met bijlagen van 2 maart 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder niets voor klaagster heeft gedaan, terwijl zij wel twee declaraties aan hem heeft betaald van respectievelijk € 952,00 en € 400,00. Hij heeft veel toezeggingen gedaan en afspraken met haar gemaakt. Hij is ze nooit nagekomen. Klaagster voelt zich bedrogen en afgescheept.
4 VERWEER
Verweerder had een en ander in een gesprek willen recht breien maar daar is niets van gekomen.
5 BEOORDELING
De raad is gezien het (gebrek aan) verweer door verweerder van oordeel dat de klachten van klaagster gegrond moeten worden verklaard.
Uit hetgeen klaagster naar voren heeft gebracht - wat verweerder niet heeft weersproken - volgt dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt (artikel 46 lid 7 Advocatenwet). Gebleken is dat verweerder bij herhaling toezeggingen heeft gedaan die hij niet is nagekomen en dat verweerder in het geheel geen uitvoering aan de aan hem gegeven opdracht heeft gegeven.
6 MAATREGEL
De raad is van oordeel dat een onvoorwaardelijke schorsing van twee maanden een passende maatregel is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- oordeelt dat de klacht gegrond is;
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee (2) maanden;
- bepaalt dat de schorsing ingaat 1 maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:
- de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,
- verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden ten uitvoer gelegd, en dat
- de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.
Aldus gewezen door mr. mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. H.J. Meijer, J.A. Holsbrink, G.E.J. Kornet, P.L.G. Buisman, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin – van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl