Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:106

Zaaknummer

R. 4371/13.278

Inhoudsindicatie

Klager heeft geen gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan een deels een uitwerking en herhaling van de klacht. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 21 oktober 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K270 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 22 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 29 oktober 2013 heeft de  plaatsvervangend  voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 oktober 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 5 november 2013, door de raad ontvangen op 7 november 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 maart 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De voormalige echtgenote van klager, met wie klager samen een dochter heeft, wordt sinds enige jaren bijgestaan door verweerster.

2.3 In het kader van de echtscheiding en de daarmee verband houdende nevenverzoeken, zoals alimentatie en omgang, wordt sedert 2008-2009 tussen klager en de voormalige echtgenote van klager geprocedeerd.

2.4 Naast diverse gerechtelijke procedures, zoals een kort geding tot hervatting van de gestaakte omgangsregeling, loopt er ook nog een mediatontraject.

2.5 Klager heeft bij brief van 17 april 2013 bij de deken een klacht tegen verweerster ingediend.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij een oplossing in der minne bemoeilijkt en een “normale communicatie” tussen klager en zijn voormalig echtgenote belemmert. Naar klagers mening zet verweerster de zaak onnodig op scherp, bijvoorbeeld door het eenzijdig verbreken van het contact tussen klagers dochter en klager, waardoor klager genoodzaakt was een kort geding te entameren. Hierdoor heeft klager zijn dochter vele maanden niet kunnen zien of spreken.

 

4 VERZET

4.1 Klager heeft geen gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan deels een herhaling en deels een uitwerking van de klacht.

 

5 VERWEER

5.1 Verweerster heeft gesteld dat zij als advocaat van de voormalige echtgenote van klager de belangen behartigt van haar cliënte en daarbij steeds de belangen van het minderjarige kind in ogenschouw heeft genomen. Zo is het besluit tot het verbreken van het contact tussen de dochter en klager door haar cliënte genomen in het belang van de dochter van partijen. Ten aanzien van het mediationtraject tussen partijen heeft verweerster gesteld dat dit traject door klagers handelen is vastgelopen. Klagers klacht bij de politie  en het in een e-mail bericht noemen van het drama rond “Ruben en Julian” hebben ervoor gezorgd dat er bij de voormalige echtgenote van klager geen hoop meer was op een oplossing van de kwestie buiten de rechter om. Verweerster heeft daarin haar cliënte gevolgd. Verweerster is van mening dat zij de aan haar toekomende vrijheid niet heeft overschreden en zich ook niet in een of ander opzicht onbehoorlijk jegens klager heeft gedragen.

 

6 BEOORDELING

6.1 Gelet op het vorenstaande, de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Door klager zijn in het verzet geen nadere gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus bij vervroeging gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014.

griffier voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.