Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:70

Zaaknummer

13-220

Inhoudsindicatie

Verzetszaak. Niet ontvankelijkheid wegens lang tijdsverloop. Klager voert aan dat hij lang heeft gewacht met indienen van klachten tegen verweerder omdat hij jaren lang bezig was zijn gelijk te halen bij de Belastingdienst. De stelling van klager dat hij daarom zo laat heeft geklaagd, baat hem niet; verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 10 maart 2014

in de zaak 13-220

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 oktober 2013 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad 11 september 2013 met kenmerk RvT 1213-0060/LB/sd, door de raad ontvangen op 12 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 10 oktober 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 10 oktober 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij e-mail van 23 oktober 2013, gevolgd door een brief met dezelfde datum en inhoud, door de raad ontvangen op 15 november  2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 23 oktober 2013.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Klager is van mening dat hij vier jaar heeft mogen wachten met het indienen van de klachten tegen verweerder, omdat hij in de tussengelegen periode bezig was zijn gelijk te halen bij de Belastingdienst. Hij verwijst daartoe naar brieven van de Belastingdienst waarin zijn verzoeken aan de Belastingdienst zijn afgewezen. Klager stelt dat hij zijn ongenoegen jegens klager al tijdens een gesprek op kantoor van verweerder op 18 december 2012 heeft willen uiten, maar dat het er niet van kwam omdat verweerder alles bleef ontkennen en klager toen zo geëmotioneerd raakte dat hij huiswaarts is gegaan.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2    Met de voorzitter is de raad van mening dat de advocaat er vanuit mag gaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend. De stelling van klager dat hij eerst zijn energie wilde steken in de contacten met de Belastingdienst over de uitbetaling van het bedrag en dat hij daarom pas zo laat heeft geklaagd over verweerder kan hem niet helpen. Klager heeft de raad er niet van kunnen overtuigen dat er geen twee discussies naast elkaar zouden kunnen lopen. Dat klager voor deze volgorde heeft gekozen, blijft dus voor zijn risico. Door het lange tijdverloop hoefde verweerder geen rekening meer te houden met een klacht. Kortom, naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. E. Bige, P.J.F.M. de Kerf, C.W.J. Okkerse, L.A.M.J. Pütz, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.