Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:125

Zaaknummer

R. 4507/14.93b

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Klacht kennelijk ongegrond. Niet  is gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd, waarvan zij wist althans behoorde te weten dat die onjuist zijn. Evenmin is komen vast te staan dat verweerster bewust de zaak traineert. Daarbij komt dat klager in de diverse procedures werd bijgestaan door een advocaat en de gelegenheid had om op de stellingen van de wederpartij te reageren en voor zover sprake zou zijn van vertragingstactieken, hier maatregelen tegen te nemen.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 18 april 2014 met kenmerk K424 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 22 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Een kantoorgenoot van verweerster behartigt sedert 2010 als opvolgend advocaat de belangen van de voormalig echtgenote van klager in een boedelscheidings- en alimentatieprocedure.

1.2 Verweerster heeft haar kantoorgenoot incidenteel vervangen in deze zaak.

1.3 Bij brief van 3 december 2013 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken, aangevuld bij brief van 29 december 2013.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij feiten poneert waarvan zij weet althans behoort te weten dat deze onjuist zijn en dat zij de zaak bewust traineert.

 

3. BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2 Op basis van de stukken kan het gestelde verwijt niet worden vastgesteld. Niet  is gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd, waarvan zij wist althans behoorde te weten dat die onjuist zijn. Evenmin is komen vast te staan dat verweerster bewust de zaak traineert. Daarbij komt dat klager in de diverse procedures werd bijgestaan door een advocaat en de gelegenheid had om op de stellingen van de wederpartij te reageren en voor zover sprake zou zijn van vertragingstactieken, hier maatregelen tegen te nemen.

3.3 Gelet op het vorenstaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 15 mei 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.