Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-11-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:372
Zaaknummer
14-125
Inhoudsindicatie
Verwijt dat verweerder niet binnen de verzettermijn verzet heeft aangetekend tegen een verstekvonnis uit 2002 dat op 10 juni 2013 aan klager betekend is. Ongegrond. Toen klager zich op 7 augustus 2013 met het vonnis tot het juridisch loket wendde was de verzettermijn al verstreken. Het instellen van verzet zou geen zin hebben gehad. Klager kon dat in redelijkheid niet meer van verweerder verlangen.
Uitspraak
Beslissing van 17 november 2014
in de zaak 14-125
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 31 juli 2014 met kenmerk [x], door de raad ontvangen op 1 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 september 2014. Noch klager noch verweerder is verschenen.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager is op 6 maart 2002 bij verstek veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 34.033,67, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 december 2001 alsmede de proceskosten.
2.3 Voormeld vonnis is op 10 juni 2013 aan klager betekend op zijn adres waar hij ook thans nog woonachtig is. Omdat de deurwaarder daar niemand aantrof heeft hij een afschrift van het exploot van betekening aan genoemd adres gelaten.
2.4 Op 7 augustus 2013 heeft klager zich tot het Juridisch Loket gewend. Daar is klager verwezen naar verweerder. Blijkens informatie van het Juridisch Loket op het aan verweerder toegezonden Diagnosedocument had klager begin juni 2013 telefonisch contact opgenomen met de deurwaarder over het vonnis, en was inmiddels de verzettermijn van 4 weken na bekendheid met het vonnis verstreken.
2.5 Bij brief van 28 november 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet binnen de verzettermijn verzet heeft aangetekend tegen een verstekvonnis uit 2002 dat op 10 juni 2013 aan klager betekend is.
4 VERWEER
4.1 Toen klager op 7 augustus 2013 de verwijzing van het Juridisch Loket en het exploot van betekening aan verweerder kwam afgeven was de verzettermijn van 4 weken al verstreken.
4.2 Na telefonisch overleg met klager de dag daarna heeft verweerder nog wel bij de rechtbank geverifieerd of er niet sprake was van een vervalst vonnis. Dat bleek niet het geval.
4.3 Verweerder heeft vervolgens aan klager laten weten dat wellicht nog de mogelijkheid van herroeping van het vonnis open stond, maar dat hij daar zelf geen ervaring mee had. Als klager dat wenste zou hij aan het Juridisch Loket verwijzing kunnen vragen naar een andere terzake herroeping deskundige advocaat kunnen verzoeken. Hij zou dan de toevoeging overdragen.
5 BEOORDELING
5.1 Uit het diagnosedocument van het juridisch loket blijkt dat klager naar aanleiding van de betekening van het vonnis, welke betekening plaats vond op 10 juni 2013, meteen contact heeft opgenomen met de deurwaarder over dat vonnis. Daaruit vloeit voort dat klager toen hij met de deurwaarder contact opnam al bekend was met het vonnis. Op dat moment – het moment van bekendheid – is de verzettermijn van 4 weken gaan lopen.
5.2 Toen klager zich op 7 augustus 2013 met het vonnis tot het juridisch loket wendde was de verzettermijn dus al verstreken. Het instellen van verzet zou geen zin hebben gehad. Klager kon dat in redelijkheid niet meer van verweerder verlangen.
5.3 Verweerder heeft na overleg met klager nog wel voor deze onderzocht of het vonnis wel echt was. Daar bleek echter geen twijfel over mogelijk.
5.4 De raad is dan ook van oordeel dat verweerder niet tekort is geschoten in de jegens klager te betrachten zorg door geen verzet in te stellen, en dat de klacht ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
De klacht van klager tegen verweerder is ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, E. Bige, P.J.F.M. de Kerf en P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2014.
griffier voorzitter