Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:182

Zaaknummer

R. 4319/13.226

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet ongegrond. De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 3 september 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K147, door de raad ontvangen op 4 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 30 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 september 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 4 oktober 2013, door de raad ontvangen op 8 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 7 april 2014 van de raad in aanwezigheid van klager. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft sinds 20 augustus 2012 de belangen behartigd van de heer A. in een al sinds 1994 lopende civiele kwestie betreffende het vorderen van schadevergoeding.

2.3 Verweerder trad sinds 2007 of 2008 voor deze heer A. op, nadat voordien drie andere advocaten dat hadden gedaan.

2.4 Klager heeft bij brief van 24 april 2013 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. hij in strijd met de daarover met klager gesloten overeenkomst niet bereid is in rechte een schadevergoeding te vorderen van J. B.V.;

b. hij na de met klager gemaakte afspraak als hiervoor vermeld 6 maanden niets van zich heeft laten horen en niet heeft gereageerd op telefonische verzoeken;

c. hij klager onjuist heeft geadviseerd;

d.  hij klager in een periode van 6 maanden € 7.000,00 in rekening heeft gebracht. 

3.2 Klager heeft geen gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan deels een uitwerking en deels een herhaling van de klacht.

 

4  VERWEER

4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat de betreffende zaak een omvangrijk en oud dossier betreft. Na de bespreking op 25 juni 2008 heeft verweerder niet meer van de heer A. vernomen. Nadat de achterstallige declaraties zijn voldaan en klager een machtiging heeft overgelegd, heeft verweerder het dossier bestudeerd en met klager daarover een gesprek gehad. Verweerder heeft gesteld dat hij in een gesprek met klager op 25 september 2012 klager heeft gewezen op de kosten en risico’s van een eventuele procedure en dat geenszins duidelijk was dat een procedure tot een schadevergoeding zou leiden. Voorts heeft verweerder gesteld klager te hebben gewezen op de verjaring, de onduidelijkheid van de wederpartij en het risico van een proceskostenveroordeling. Ten slotte heeft verweerder klager gewezen op betaling van de werkzaamheden tot en met 4 oktober 2012. Bij brief van 15 november 2012 heeft verweerder klager uiteengezet waarom hij geen mogelijkheden ziet in een gerechtelijke procedure. Toen klager niet op dit advies heeft gereageerd, heeft verweerder klager bij brief van 4 april 2013 bevestigd dat hij de zaak zal sluiten.

 

5 BEOORDELING

 5.1 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 5.2 Ten overvloede overweegt de raad dat op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting, gelet op de tegenstrijdige standpunten en het ontbreken van stukken niet kan worden vastgesteld dat verweerder niet tijdig heeft gewezen op het feit dat de vordering mogelijk verjaard zou zijn.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, P.S. Kamminga, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2014.

griffier voorzitter

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.