Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:245

Zaaknummer

18/13

Inhoudsindicatie

 De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat niet gebleken is dat de advocaat heeft verzuimd belangrijke stukken over te leggen in de procedure. Verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 14 maart 2014

in de zaak 18/13

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 1 maart 2013 op de klacht van:

 

mevrouw [    ]

klaagster

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 4 februari 2013 met kenmerk 12/0/55, door de raad ontvangen op 5 februari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 1 maart 2013 heeft de  voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 maart 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 18 maart 2013 door de raad ontvangen op 20 maart 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 31 januari 2014 in aanwezigheid van de heer J. die namens klaagster, zijnde zijn echtgenote, is verschenen. Verweerder heeft vooraf schriftelijk laten weten niet aanwezig te zullen zijn ter zitting van de raad. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van:

-    de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven

-    het verzetschrift van klaagster d.d. 18 maart 2013

-    een brief van klaagster van 14 januari 2014 met bijlagen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder ten onrechte in de verzetprocedure tussen één van klaagsters BV’s en de curator van mevrouw P.J., een dochter van klaagster, het contract van autoverhuurbedrijf H.N./H.E. niet heeft overgelegd. Daaruit zou onmiddellijk zijn gebleken dat van de veronderstelde paulianeuze gedraging geen sprake kon zijn geweest.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

uit de bij conclusie van repliek in opposiet uiteindelijk overgelegd agentschapscontract duidelijk blijkt dat het agentschapscontract is gesloten door de eenmanszaak B. J., destijds van failliet. Daaruit blijkt dat het contract niet overdraagbaar was en van een paulianeus handelen geen sprake kon zijn. De voorzitter is ten onrechte aan dit argument voorbij gegaan.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft geen nadere argumenten of stukken toegevoegd aan hetgeen reeds in de procedure bij de deken naar voren is gekomen.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat niet gesproken kan worden van een fout van verweerder. Verweerder heeft de voor klaagster van belang zijnde argumenten in de civiele procedure omtrent de niet-overdraagbaarheid van het in de stukken genoemde contract aangevoerd, terwijl de opvolgend advocaat uiteindelijk het contract alsnog heeft overgelegd en bovendien niet uit het vonnis is gebleken van een kennelijke misslag van verweerder. Het niet eerder overleggen van het contract door verweerder heeft geen negatieve gevolgen gehad voor klaagster c.q. niet tot een voor klaagster negatief oordeel van de rechtbank geleid.

5.2    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.3    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor  verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

beslist het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G. Ham, M.L.C.M. van Kalmthout, G.E.J. Kornet, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2014.

 

griffier                                               voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.