Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:143
Zaaknummer
7047
Inhoudsindicatie
Aanhouding van de behandeling in appel om klager in de gelegenheid te stellen stukken in het geding te brengen.
Uitspraak
Beslissing van 23 juni 2014
in de zaak 7047
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 6 januari 2014, onder nummer L164-2013, aan partijen toegezonden op 7 januari 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder onderdeel 1 gegrond is verklaard voor zover dit betrekking heeft op de onvoldoende voortvarende aanpak van de zaak tegen R en voor het overige ongegrond is verklaard, onderdeel 2 gegrond is verklaard voor zover dit betrekking heeft op het zonder voorafgaand overleg met klager inschakelen van een kantoorgenoot en voor het overige ongegrond is verklaard, onderdelen 3 en 4 ongegrond zijn verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 februari 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager;
- de e-mail van klager aan het hof van 9 april 2014.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 april 2014, waar verweerder is verschenen. Klager was met bericht afwezig.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder de zaken van klager met onvoldoende voortvarendheid heeft behandeld;
2. verweerder zonder voorafgaand overleg een kantoorgenoot heeft ingeschakeld;
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Verweerder heeft klager bij brief van 31 mei 2012 geadviseerd een regeling te treffen in een zaak tegen R en verzocht om een reactie op een voorstel namens R daarover.
4.2 In oktober 2012 ontving verweerder een schriftelijke reactie van klager. Een kantoorgenote van verweerder heeft vervolgens de behandeling van de zaak van verweerder overgenomen.
5 BEOORDELING
Verweerder heeft in zijn appel aangevoerd dat niet hij maar klager in gebreke is gebleven omdat klager niet eerder dan in oktober 2012 reageerde op de brief van verweerder aan klager van 31 mei 2012. Ter zitting van het hof heeft verweerder daar aan toegevoegd dat hij in de periode 31 mei 2012 tot 7 oktober 2012 ook geen e-mails van klager heeft ontvangen zodat er van een niet tijdig reageren op berichten van klager geen sprake is geweest.
Het hof heeft de e-mail berichten van 25 juni, 8 juli en 15 juli 2012 waarvan sprake is geweest bij de zitting van de raad en die volgens het proces verbaal van die zitting toen zijn overgelegd, niet bij de stukken aangetroffen. Navraag bij de griffie van de raad heeft geen informatie opgeleverd.
Het hof acht kennisname van deze berichten voor een juiste beoordeling van klachtonderdeel 1. van wezenlijk belang en verwijst daarom de zaak voor verdere behandeling naar de zitting van 6 oktober 2014 teneinde klager in de gelegenheid te stellen deze stukken (nogmaals) in het geding te brengen door deze uiterlijk drie weken voor de behandeling ter griffie in te dienen, waarna verweerder – desgewenst - uiterlijk twee weken voor de zitting van zijn kant stukken kan inzenden.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bepaalt dat de behandeling van het hoger beroep wordt voortgezet op 6 oktober 2014.
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.D.R.M. Boumans, C.A.M.J. Raymakers en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2014.