Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:232

Zaaknummer

R. 4389/13.296

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Klager heeft geen nieuwe gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan een herhaling van zijn klacht.

Uitspraak

 1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 12 november 2013  met kenmerk K106 2013, door de raad ontvangen op 13 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 3 december 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 4 december 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij e-mail van 6 december 2013, door de raad ontvangen op 6 december 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 juli 2014 in aanwezigheid van verweerster. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Verweerder heeft de belangen behartigd van klager in het kader van een geschil tussen klager met de gemeente Leidschendam-Voorburg inzake de bijstandsuitkering van klager.

2.2 De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft klagers bijstandsuitkering opgeschort vanwege een erfenis die aan klager was toegevallen, die klager echter weigerde te aanvaarden.

2.3 Op 22 april 2010 heeft een eerste gesprek tussen klager en verweerster plaatsgevonden.

2.4 Verweerster heeft aan klager een bevestigingsbrief doen toekomen op 28 april 2010, waarin zij onder meer heeft aangegeven dat zij klager met betrekking tot een strafzaak, waarin klager stelde onrechtmatig te zijn behandeld, dat klager in een penitentiaire inrichting onjuist zou zijn behandeld alsmede dat klager zou zijn gemanipuleerd door de psycholoog, niet zou behandelen c.q. geen procedure voor klager zou voeren. Verweerster heeft klager ter zake verwezen naar de advocaat die zijn belangen behartigde in de strafzaak.

2.5 Bij brief van 27 mei 2010 heeft verweerster klager doorverwezen naar een advocaat die gespecialiseerd is in erfrechtkwesties. Bij brief van 28 april 2010 had verweerster klager ook al op deze verwijsmogelijkheid gewezen.

2.6 De bezwaarschriften van klager zijn op 19 juli 2011 ongegrond verklaard op grond dat klager over gelden uit de erfenis kan beschikken.

2.7 Verweerster heeft klager bij brief van 25 juli 2011 een kopie doen toekomen van de beslissing op bezwaar en klager gewezen op de mogelijkheden van beroep alsmede de daarvoor geldende termijn.

2.8 Verweerster heeft klager ter zake een mogelijk in te stellen hoger beroep verwezen naar een andere advocaat vanwege een aantal incidenten die hebben plaatsgevonden, welke incidenten hebben geleid tot aangifte van (het kantoor van) verweerster tegen klager, naar aanleiding waarvan  klager is veroordeeld tot een werkstraf.

2.9 Klager heeft een klacht tegen verweerster ingediend bij e-mail van 25 maart 2013.

 

3 KLACHT

3.1 Klager verwijt verweerster dat hij door haar toedoen al gedurende twee maanden geen bijstandsuitkering heeft ontvangen, waardoor hij noodgedwongen verblijft in de daklozenopvang in België. Klager is van mening dat verweerster nalatig is geweest en dat zij tegengestelde belangen heeft gediend.

 

4 VERZET

4.1 Klager heeft geen gronden voor het verzet aangevoerd anders dan deels een herhaling en uitwerking van de klacht. Klager heeft weliswaar gesteld dat de klacht in de voorzittersbeslissing onjuist is omschreven maar heeft nagelaten aan te geven hoe de klacht dan wel zou moeten luiden.

 

5. VERWEER

5.1 Verweerster heeft gesteld dat zij klager alleen heeft bijgestaan met betrekking tot het besluit van de gemeente om de bijstandsuitkering op te schorten. Ten aanzien van de overige kwesties, waarmee klager zich tot verweerder heeft gewend, heeft zij klager verwezen naar een andere advocaat. Verweerster is van mening dat klager niet-ontvankelijk is dan wel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

 

6 BEOORDELING

6.1 De raad is van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

6.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

7. BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, P.S. Kamminga, A.J.N. van Stigt, E.J. van de Wilk, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.