Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:130
Zaaknummer
7166
Inhoudsindicatie
Tegen voorzittersbeslising bij raad (kennelijk ongegrond) is verzet mogelijk, maar geen appel.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van
het Hof van Discipline
van 10 juni 2014
in de zaak 7166
naar aanleiding van het hoger beroep:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
De voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 12 mei 2014, onder nummer ZWB 107-2014, aan partijen toegezonden op 13 mei 2014, waarin de plaatsvervangend voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, is op 30 mei 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 De voorzitter van het hof heeft voorts kennis genomen van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 12 mei 2014.
3 DE BEOORDELING
3.1 Bij brief van 7 april 2014 heeft klager de stafjurist van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant gevraagd de zaak in te sturen naar de Raad van Discipline. Eveneens bij brief van 7 april 2014 heeft klager de Raad van Discipline als volgt geschreven: “Wij zullen ten hoogste op prijs stellen, dat de klacht door de volledige Raad van Discipline zal worden behandeld, omdat wij reeds nu er ernstig rekening mee houden dat deze zaak aan het Hof van Discipline zal moeten worden voorgelegd.”
3.2 In zijn appelmemorie voert klager aan dat de raad het verzoek ten onrechte niet heeft gehonoreerd, en het verzoek ook niet gemotiveerd heeft weerlegd in zijn beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 12 mei 2014.
3.3 Artikel 46g lid 1 van de Advocatenwet bepaalt dat de voorzitter van de Raad van Discipline kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegronde klachten alsmede klachten die naar zijn oordeel van onvoldoende gewicht zijn afwijzen binnen 30 dagen nadat zij ter kennis van de raad zijn gebracht. Artikel 46g lid 3 bepaalt dat de voorzitter zich bij de uitoefening van deze bevoegdheid door een van de plaatsvervangend voorzitters kan doen vervangen.
3.4 Deze wettelijke bepaling geeft deze beoordelingsvrijheid aan de voorzitter, c.q. plaatsvervangend voorzitter, van de Raad van Discipline. Tegen het maken van de keuze een beslissing te geven staat geen rechtsmiddel open. Tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter zelf kan verzet worden ingesteld, hetgeen klager in de onderhavige procedure ook heeft gedaan, zo blijkt uit zijn incidenteel beroepschrift.
3.5 De Advocatenwet kent niet de mogelijkheid incidenteel beroep of beroep tegen een tussenbeslissing in te stellen.
Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.
BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline, op vorenvermelde gronden beslissende:
wijst af het door klager tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 12 mei 2014 ingestelde hoger beroep
Aldus beslist op 10 juni 2014 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter.