Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:111

Zaaknummer

14-089NH

Inhoudsindicatie

“Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over onvoldoende voortvarendheid en inadequate reacties kennelijk ongegrond.”

Uitspraak

Beslissing van 28 april 2014

in de zaak 14-089NH

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 28 maart 2014 met kenmerk td/md/13-383, door de raad ontvangen op 31 maart 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is met haar ex-echtgenoot verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Na het mislukken van mediation heeft klaagster zich in het voorjaar van 2013 tot verweerder gewend. Tijdens een gesprek tussen klaagster en verweerder op 20 juni 2013 heeft verweerder een brief opgesteld aan de ex-echtgenoot, met voorstellen ten aanzien van de afwikkeling van de echtscheiding.

1.3 Op 24 juni 2013 heeft verweerder aan klaagster een opdrachtbevestiging gezonden.

1.4 In reactie op de brief van 20 juni 2013 meldde zich een advocaat van de ex-echtgenoot, die per brief van 11 juli 2013 inhoudelijk reageerde. Vervolgens heeft verweerder hem op 16 juli 2013 teruggeschreven. Een nieuw voorstel van de advocaat van de ex-echtgenoot volgde op 12 augustus 2013. Dit voorstel heeft verweerder op 19 augustus 2013 met klaagster besproken.

1.5 Op 30 augustus heeft klaagster rechtstreeks aan haar ex-echtgenoot voorgesteld wederom een mediator te benoemen. De afwijzing van dit voorstel door de ex-echtgenoot heeft diens advocaat gecommuniceerd aan verweerder, die op zijn beurt op 2 september 2013 contact met klaagster opnam. Klaagster heeft op 3 september 2013 verweerder bericht niet langer zijn rechtsbijstand te wensen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat nu hij niet de zorg die hij als advocaat ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten heeft verleend, doordat hij te traag actie heeft ondernomen in de echtscheidingskwestie en niet adequaat heeft gereageerd op klaagsters vragen omtrent de inhoud van het echtscheidingsconvenant.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist. Bij de beoordeling van deze klacht stelt de voorzitter voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Hierbij speelt mee dat de verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, meebrengt dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen.

3.2 Het is de voorzitter op grond van het klachtdossier gebleken dat klaagster in het voorjaar van 2013 aan verweerder een duidelijke instructie heeft gegeven: het op minnelijke wijze op korte termijn bereiken van een echtscheidingsconvenant met haar ex-echtgenoot en, bij gebreke daarvan, het indienen van een eenzijdig echtscheidingsverzoek.

3.3 Het tijdsverloop tussen de opdrachtverlening door klaagster aan verweerder en de nadien met de ex-echtgenoot en diens advocaat gevoerde correspondentie en telefoongesprekken tot de intrekking van de opdracht door klaagster op 3 september 2013, is niet zodanig dat verweerder verweten kan worden zich onvoldoende voortvarend van zijn verplichtingen als advocaat van klaagster te hebben gekweten. Bovendien nam de advocaat van de ex-echtgenoot ook steeds enige dagen of weken de tijd voordat hij reageerde op brieven en voorstellen van verweerder. Ten slotte speelde een en ander in de zomerperiode, waarin veel mensen met vakantie zijn. Zodoende is niet gebleken dat verweerder deze instructies van klaagster niet op voortvarende wijze heeft uitgevoerd.

3.4 Uit het klachtdossier blijkt niet van vragen van klaagsters zijde die niet adequaat zouden zijn beantwoord door verweerder.

3.5 De feiten waarop de klacht is gebaseerd zijn dan ook niet komen vast te staan. Het gestelde tuchtrechtelijk laakbare handelen van verweerder jegens klaagster is daarom evenmin komen vast te staan.

3.6 Ten overvloede merkt de voorzitter op dat het niet aan de tuchtrechter is om een oordeel te vellen over de hoogte van de door verweerder aan klaagster verzonden declaratie.

3.7 Op grond van het voorgaande verklaart de voorzitter, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, de klacht in zijn geheel kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 28 april 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 29 april 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster  

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.