Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-08-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:190
Zaaknummer
OB 344 - 2013
Inhoudsindicatie
Voorzitter terecht geoordeeld dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het neerleggen van klagers opdracht.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 25 augustus 2014
in de zaak OB344-2013
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 november 2013op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij beslissing van 28 november2013heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 2 december 2013 is verzonden.
1.2 Bij brief d.d. 16 december 2013, door de raad per telefax ontvangen op 16 december 2013, heeft klagerverzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.3 Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 26 mei 2014. Bij de mondelinge behandeling is de gemachtigde van verweerder, mr. Z, verschenen.Klager en verweerder zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;
- het verzetschrift van klager d.d. 16 december 2013;
- de nagekomen brief van de gemachtigde van verweerder d.d. 23 april 2014 met bijlagen;
- de nagekomen brief d.d. 28 april 2014 van klager waarin hij mededeelt niet ter zitting van de raad te zullen verschijnen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft zich op 13 juli 2012 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in een appelprocedure tegen een voormalige advocaat van klager. Op dat moment was door een andere advocaat reeds hoger beroep ingesteld en was de wederpartij van klager opgeroepen voor de zitting van 17 juli 2012.
2.2 Omdat verweerder niet beschikte over het originele exploot van de dagvaarding in hoger beroep en de zaak niet kon aanbrengen, is besloten de zittingsdag bij het gerechtshof te laten verstrijken en een herstelexploot uit te brengen op langere termijn.
2.3 De deurwaarder heeft een herstelexploot uitgebracht, waarbij de wederpartij werd gedagvaard tegen 14 augustus 2012.
2.4 Klager heeft zich bij brief d.d. 17 juli 2013 beklaagd over het optreden van verweerder.
2.5 Verweerder heeft klager in augustus 2013 bericht zijn werkzaamheden voor hem neer te leggen, nu de noodzakelijke vertrouwensrelatie door de indiening van de klacht was geschonden. Verweerder heeft klager verzocht zich tot een nieuwe advocaat te wenden. Verweerder heeft zich in afwachting daarvan niet direct als procesadvocaat teruggetrokken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt in dat verweerder verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder heeft nagelaten klager – desgevraagd - de bewijsstukken te zenden van zijn in rekening gebrachte werkzaamheden;
2. verweerder heeft nagelaten de factuur van de deurwaarder aan klager te tonen;
3. verweerder klager niet heeft geïnformeerd over de correspondentie tussen verweerder en de wederpartij, de deurwaarder en het gerechtshof;
4. verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft neergelegd.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
in de voorzittersbeslissing wordt miskend dat het neerleggen van de opdracht door verweerder in strijd is met het bepaalde in artikel 7:708 BW.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat de relatie tussen een advocaat en zijn cliënt gebaseerd dient te zijn op onderling vertrouwen. Klager heeft de vertrouwensrelatie door het indienen van een klacht in die mate verstoord, dat van verweerder niet langer kon worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden voor klager zou voortzetten. Verweerder heeft zijn werkzaamheden naar het oordeel van de raad niet op een ongelegen moment dan wel op onzorgvuldige wijze beëindigd. De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het neerleggen van klagers opdracht.
4.2 De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven doormr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.