Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:304

Zaaknummer

L 44 - 2014

Inhoudsindicatie

Dat eerdere door kantoorgenoten van verweerster behandelde zaken voorspoedig tot een goed resultaat hebben geleid, betekent niet dat verweerster in de zaak die zij voor klager heeft behandeld ondeskundig en onvoldoende voortvarend zou hebben gehandeld. Geen concrete feiten aangevoerd, waaruit hiervan blijkt. Evenmin aangetoond dat verweerster opdracht tot het incasseren van achterstallige huurpenningen heeft gekregen en aanvaard.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 1 december 2014

in de zaak L 44-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 maart 2014 op de klacht van:

 

                     

 

     

     klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 februari 2014 met kenmerk DOK 385 , door de raad ontvangen op 20 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 21 maart 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 maart 2014 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 3 april 2014 door de raad ontvangen op 4 april 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                 het verzetschrift van klager d.d.3 april 2014 .

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.            verweerster de zaak van klager niet voortvarend en ondeskundig heeft behandeld;

2.            beslag heeft gelegd op panden die niet aan klager toebehoren;

3.            geen genoegen neemt met een betalingsregeling en overgaat tot openbare verkoop van de inboedel van klager.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat;

verweerster, in tegenstelling tot haar kantoorgenoten in twee andere zaken, de zaak van klager niet voorspoedig noch met het door klager gewenste resultaat heeft afgerond. Klager is met een onbetaalde huurachterstand van € 23.000,- blijven zitten. De betreffende huurder is inmiddels failliet verklaard, waarvoor klager verweerster had gewaarschuwd.

 

4          BEOORDELING

4.1      Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.3      Klager heeft ook ter zitting niet met concrete feiten onderbouwd dat verweerster de zaak van klager onvoldoende voortvarend en ondeskundig heeft behandeld. Dat eerdere door kantoorgenoten van verweerster behandelde zaken, zoals klager in verzet naar voren brengt, voorspoedig tot een goed resultaat hebben geleid, betekent niet dat verweerster in de zaak die zij voor klager heeft behandeld ondeskundig en onvoldoende voortvarend zou hebben gehandeld. Klager heeft geen concrete feiten aangevoerd, waaruit hiervan blijkt. Klager heeft evenmin aangetoond dat verweerster opdracht tot het incasseren van achterstallige huurpenningen heeft gekregen en aanvaard.

4.4      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager in verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.5      Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven door , voorzitter mr. G.J.E. Poerink, mrs. W. H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks en R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2014 .

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

 

en per e-mail aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.