Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:238
Zaaknummer
08/13
Inhoudsindicatie
De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat verweerder de belangen van zijn cliënt onvoldoende heeft behartigd in een procedure bij de kantonrechter. Niet gebleken is dat hij heeft verzuimd belangrijke stukken over te leggen. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 23 mei 2014
in de zaak 08/13
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 februari 2013 op de klacht van:
1. de heer [ ]
2. mevrouw [ ]
klagers
tegen:
mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 18 januari 2013 met kenmerk 011/012 KL006, door de raad ontvangen op 22 januari 2013, heeft de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 19 februari 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 februari 2013 is verzonden aan klagers.
1.3 Bij brief van 6 maart 2013 door de raad ontvangen op 7 maart 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 maart 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klagers hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klagers d.d. 6 maart 2013;
- een brief van klaagster sub 2 d.d. 10 maart 2014, per fax verzonden.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder de belangen van klagers in een procedure bij de kantonrechter onvoldoende heeft behartigd; hij heeft verzuimd belangrijke stukken over te leggen en onvoldoende gereageerd op verzoeken van klagers om informatie en inzicht in de processtukken. Bovendien heeft verweerder ten onrechte aangegeven dat hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter te M. van 24 augustus 2011 niet mogelijk was terwijl bovendien de nota’s van verweerder onbegrijpelijk hoog zijn.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat verweerder niet de juiste stukken heeft aangeleverd. Zo heeft verweerder niet de Algemene Bepalingen, behorend bij de huurovereenkomst, overgelegd. Verweerder had dit wel moeten doen. Hij had dat als ervaringsdeskundige moeten weten. Ook heeft verweerder onvoldoende gereageerd op de handelwijze van de Huurcommissie. Ten onrechte adviseerde verweerder klagers dat zij geen contact op moesten nemen met de huurcommissie en dat hij dat ook niet zou doen. Dit is onjuist. Hij had dat wel moeten doen want de wederpartij van klagers hadden twee verzoeken ingediend bij de huurcommissie en verweerder had aan de commissie moeten aangeven dat de wederpartij in het tweede verzoek niet-ontvankelijk diende te worden verklaard. Bovendien heeft verweerder nooit aangegeven dat hij een eigen advocatenkantoor was begonnen. Daardoor hebben klagers zo laat kennis genomen van het vonnis van de kantonrechter dat zij nog maar 10 dagen de tijd hadden om in hoger beroep te gaan en een nieuwe advocaat te vinden. Bovendien heeft verweerder ten onrechte honorarium ontvangen ad € 1.830,78 voor zijn werkzaamheden. Hij heeft dit niet gespecificeerd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder verwijst naar de correspondentie met de deken en het daarin door hem ingenomen standpunt. Ter zitting heeft hij aangevoerd dat het laatste stuk van klagers, dat wil zeggen het e-mailbericht van klaagster sub 2 van 10 maart 2014 aan de raad, een herhaling van zetten is. Hij heeft geprobeerd de belangen van klagers goed te behartigen en de nodige informatie te verstrekken.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt vast dat klagers in verzet geen nadere feiten hebben aangevoerd dan die de voorzitter heeft betrokken bij zijn beslissing. In het verzetschrift en het daaropvolgende e-mailbericht van 10 maart 2014 aan de raad herhalen klagers hun standpunt. Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.
5.2 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. F. Klemann, M.L.C.M. van Kalmthout, H.J.P. Robers, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 26 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.