Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-01-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:28
Zaaknummer
R. 4279/13.186
Inhoudsindicatie
Wraking. Verondersteld ontbreken van deskundigheid op financieel gebied levert niet een zwaarwegende aanwijzing op voor vooringenomenheid en vormt derhalve niet een grond voor wraking. Wrakingsverzoek afgewezen.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief met bijlagen van 12 augustus 2013 heeft de Deken een verzoek ex art. 60c Advocatenwet ingediend bij de voorzitter van de Raad van Discipline. Het verzoek is op 13 augustus 2013 bij de Raad binnengekomen.
1.2 Het verzoek van de deken is behandeld ter zitting van de raad van
2 september 2013.
1.3 Bij beslissing van 23 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad het verzoek ex art. 60c Advocatenwet toegewezen en een rapporteur benoemd.
1.4 Bij fax van 8 oktober 2013 heeft verzoeker verzet ingesteld tegen de beslissing van 23 september 2013.
1.5 De griffier heeft verzoeker naar aanleiding van het ingestelde verzet bij brief van 9 december 2013 opgeroepen voor de zitting van de raad van
16 december 2013 en daarbij de samenstelling van de raad medegedeeld.
1.6 Bij brief van 11 december 2013 heeft de gemachtigde van verzoeker,
mr. B, namens verzoeker de bovengenoemde leden van de raad gewraakt.
1.7 Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer samengesteld, bestaande uit de voorzitter mr. B en de leden mrs. A., E, M en
S.
1.8 Verzoeker en de gewraakte leden zijn schriftelijk opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek op 6 januari 2013.
1.9 De gewraakte leden van de raad zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het wrakingsverzoek.
1.10 Het verzoek is op 6 januari 2013 in aanwezigheid van verzoeker en zijn gemachtigde behandeld. Geen van de gewraakte leden van de raad is verschenen.
2 HET WRAKINGSVERZOEK
2.1 Verzoeker heeft zijn verzoek ter zitting van 6 januari 2014 toegelicht. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
2.2 Verzoeker heeft voor zijn wrakingsverzoek als grond aangevoerd dat de gewraakte leden van de raad niet de vereiste (financiële) deskundigheid bezitten om zich een onafhankelijk oordeel over de uitgebrachte rapportage te kunnen vormen en om die reden vooringenomen zijn.
3 BEOORDELING
3.1 Niet is gebleken dat in de wraking is berust, zodat de raad aanneemt dat dit niet het geval is.
3.2 Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen, onder meer, ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(s) af te dwingen.
3.3 Wraking is mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de (tucht)rechtelijke onpartijdigheid schade zou lijden.
3.4 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggende geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, aan partijen in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt gemeden.
3.5 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de leden van de Raad van Discipline uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de leden jegens een partij enige vooringenomenheid koesteren althans dat de bij de partijen dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.6 Voor zover het verzoek tot wraking is ingegeven door de vrees dat het de leden – in subjectieve zin – aan onpartijdigheid ontbreekt, is de wrakingskamer van oordeel dat feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de leden jegens verzoeker enige vooringenomenheid koesteren, haar niet zijn gebleken. Het veronderstelde ontbreken van deskundigheid op financieel gebied vormt in elk geval niet een dergelijke grond.
3.7 Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzoek wordt afgewezen.
4 BESLISSING
De wrakingskamer :
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gewezen door plaatsvervangend voorzitter mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en de leden mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken op 20 januari 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- verzoeker
- de gemachtigde van verzoeker
- de gewraakte leden van de raad
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.