Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:333

Zaaknummer

R. 4681/14.265

Inhoudsindicatie

Het stond verweerster vrij om, na het geven van een negatief cassatieadvies, geen cassatie in te stellen. In de inhoud van het gegeven cassatieadvies ziet de voorzitter geen aanleiding te oordelen dat dit niet voldoet aan hetgeen binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het stond verweerster, gelet op de door haar verrichte werkzaamheden, eveneens vrij om een toevoeging aan te vragen en deze vervolgens te declareren. Dat zij geen cassatieberoep heeft ingesteld doet daar niet aan af.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 1 december 2014 met kenmerk K200 2014 bm/sh, door de raad ontvangen op 2 december 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Bij e-mail berichten van 10 en 16 juni 2014 heeft mr. G. namens klager verweerster verzocht cassatieadvies te geven naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof Den Haag van 25 maart 2014, gewezen in het huurgeding tussen V. en de stichting W.

1.3 Voor zover in deze relevant heeft mr. G. aan verweerster in de e-mail van 16 juni 2014 geschreven:

“Mocht de behandelend advocaat besluiten geen cassatie in te stellen, dan verzoek ik u mij dit te berichten, zodat ik het griffierecht kan retourneren aan cliënte.”

1.4 Bij brief van 17 juni 2014 heeft verweerster klager en mevrouw A. een negatief cassatieadvies doen toekomen en heeft zij medegedeeld dat zij als gevolg van het negatieve advies geen cassatieberoep zou instellen.

1.5 Op 23 juni 2014 heeft klager het procesdossier meegekregen van de secretaresse van verweerster.

1.6 Bij brief van 19 juli 2014 heeft klager bij de deken een klacht tegen verweerster ingediend.

 

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.  Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij slechts een cassatieadvies heeft uitgebracht en heeft geweigerd cassatieberoep in te stellen, alsmede dat zij – desondanks – een toevoeging heeft aangevraagd en gedeclareerd.

 

3 BEOORDELING

3.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

3.3 Uit de stukken volgt dat mr. G., de advocaat van mevrouw A., althans van klager als de gemachtigde van mevrouw A., (het kantoor van) verweerster verzocht te adviseren omtrent een mogelijk cassatieberoep. Verweerster heeft vervolgens een cassatieadvies uitgebracht aan mevrouw A..

3.4 Uit artikel 12 van de Verordening vakbekwaamheidseisen civiele cassatieadvocatuur gelezen in samenhang met de toelichting daarop volgt dat een advocaat geen cassatieberoep mag instellen zonder vooraf zijn cliënt over de kansen te hebben geadviseerd. Overeenkomstig hiermee heeft verweerster eerst cassatieadvies uitgebracht. Het stond haar vrij om, na het geven van een negatief cassatieadvies, geen cassatie in te stellen. Ook mr. G. ging er in zijn e-mail van 16 juni 2014 van uit dat bij een negatief cassatieadvies geen cassatie zou worden ingesteld.

3.5 In de inhoud van het gegeven cassatieadvies ziet de voorzitter geen aanleiding te oordelen dat dit niet voldoet aan hetgeen binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.6 Het stond verweerster, gelet op de door haar verrichte werkzaamheden, eveneens vrij om een toevoeging aan te vragen en deze vervolgens te declareren. Dat zij geen cassatieberoep heeft ingesteld doet daar niet aan af.

3.7 De gedragingen van verweerster zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.8 Gelet op het vorenstaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 31 december 2014.

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.       

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen  klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.