Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:238

Zaaknummer

R. 4588/14.173

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerster dat zij niet heeft gedaan wat klaagster haar heeft verzocht.

Inhoudsindicatie

Duidelijk is door verweerster aangegeven welke werkzaamheden zij wel en niet voor klaagster zou verrichten. Ook in latere e-mailcorrespondentie heeft verweerster nogmaals aangegeven wat de opdracht inhield. Dat verweerster zou hebben toegezegd een procedure voor klaagster aanhangig te maken, volgt geenszins uit de stukken. Als  klaagster het niet eens was met de door verweerster gekozen strategie had zij de opdrachtbevestiging niet voor akkoord moeten ondertekenen.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 18 augustus 2014 met kenmerk K112 2014 bm/ksl, door de Raad ontvangen op 18 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Op 11 maart 2014 heeft de gemachtigde van klaagster met verweerster een bespreking gehad op het kantoor van verweerster.

1.2 Bij e-mail van 11 maart 2014 heeft verweerster de gemachtigde van klaagster bevestigd dat hij verweerster om advies heeft gevraagd over de rechtsgeldigheid van een besluit van de VvE waar klaagster lid van is. Voorts heeft verweerster de gemachtigde van klaagster de gevolgen voorgehouden van vernietiging en nietigheid van een besluit en hem voorts meegedeeld dat zij niet de vernietiging van de besluiten kan verzorgen. Verweerster heeft ook vergaderstukken opgevraagd en aanklaagster schriftelijk bevestigd welke afspraken waren gemaakt.

1.3 Diezelfde dag heeft de gemachtigde van klaagster op deze mail gereageerd met het verzoek de offerte en algemene voorwaarden toe te zenden. Eveneens diezelfde dag heeft verweerster bevestigd wat wel en niet binnen de opdracht zou vallen.

1.4 Op 12 maart 2014 heeft verweerster de gemachtigde van klaagster een opdrachtbevestiging gezonden met het verzoek deze ondertekend retour te zenden, hetgeen op 15 maart 2014 is gebeurd.

1.5 Verweerster heeft de gemachtigde van klaagster bij e-mail van 17 maart 2014 laten weten dat er nog een aantal stukken ontbrak en gevraagd of hij ter zake contact mocht opnemen met de heer Z., die namens klaagster bij de bewuste vergadering van de VvE aanwezig was geweest.

1.6 Op 20 maart 2014 heeft de gemachtigde van klaagster verweerster correspondentie doen toekomen inzake een geschil dat klaagster had over onderhoudsbijdragen met het voorstel om de VvE te berichten dat alle correspondentie in het vervolg rechtstreeks naar verweerster moest worden gestuurd. Verweerster heeft de gemachtigde van klaagster laten weten dat dit niet onder de opdracht viel en dat zij klaagster hiermee niet van dienst kon zijn.

1.7 Op 24 maart 2014 heeft de gemachtigde van klaagster verweerster te kennen gegeven helemaal geen advies te hebben gevraagd, maar dat hij wilde dat verweerster een procedure zou beginnen. Daarop heeft verweerster klaagster erop gewezen dat de schriftelijke overeenkomst tussen hem en verweerster inhield dat zij een advies zou uitbrengen.

1.8 Na diverse correspondentie heeft verweerster bij e-mail van 31 maart 2014 de gemachtigde van klaagster meegedeeld over te zullen gaan tot sluiting van het dossier.

1.9 Bij brief van 23 april 2014 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht tegen verweerster ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij niet heeft gedaan waarom klaagster haar heeft verzocht.

 

3 BEOORDELING

3.1  De voorzitter stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden, schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt – zeker ook over de aard en inhoud van de opdracht alsmede de financiële voorwaarden van de advocaat – is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.2 Uit de stukken in het dossier kan worden opgemaakt dat verweerster bij e-mails van 11 maart 2014 en brief van 12 maart 2014 de met klaagster gemaakte afspraken schriftelijk heeft vastgelegd. Duidelijk is door verweerster aangegeven welke werkzaamheden zij wel en niet voor klaagster zou verrichten. Ook in latere e-mailcorrespondentie heeft verweerster nogmaals aangegeven wat de opdracht inhield. Dat verweerster zou hebben toegezegd een procedure voor klaagster aanhangig te maken, volgt geenszins uit de stukken. Als  klaagster het niet eens was met de door verweerster gekozen strategie had zij de opdrachtbevestiging niet voor akkoord moeten ondertekenen.

3.3 De slotsom is dan ook dat verweerster correct heeft gehandeld en dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag geen sprake is.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 26 augustus 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 augustus 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster 

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.